’s-Hertogenbosch: adaptief naar duurzame mobiliteit
Twee jaar geleden koos ’s-Hertogenbosch voor een innovatief mobiliteitsbeleid op basis van langjarige doelen en thema’s. Daarna is de ‘toolbox’ aan maatregelen verbreed volgens de vier-eenheid infrastructuur (hardware), technologie (software), gedrag (mindware) en samenwerking (orgware). En er is gekozen voor een adaptieve werkwijze: het uitvoeringsprogramma krijgt periodiek een check op doelen en zonodig een update. Een tussenstand.
Door Ron Bos en Annelies de Ridder, Gemeente ’s-Hertogenbosc
-
In 2017 is het mobiliteitsbeleid van ’s-Hertogenbosch -de Koersnota- geactualiseerd. Toen zijn de doelen en thema’s vastgesteld waar mobiliteitsbeleid zich op richt in de gemeente. Een belangrijke innovatie hierin was de verbreding van de ‘toolbox’ aan maatregelen; waarbij de vier-eenheid infrastructuur (hardware), technologie (software), gedrag (mindware) en samenwerking (orgware) is gehanteerd. Daarbij is gekozen voor een adaptieve werkwijze: de doelen zijn langjarig vastgesteld, maar het uitvoeringsprogramma is adaptief en krijgt periodiek een update.
Een nieuwe kijk op bereikbaarheid
Een eerste uitwerking was de actualisatie van de ‘infrastructuurplannen’: de bereikbaarheidsstrategie. De vraag stond centraal waar welke infrastructuur nodig is, en of de infrastructuur de bouwopgaven (inbreidingsambities) aan kan. Hierin is kritisch gekeken naar het vigerende bereikbaarheidsmodel van de stad, met de zogenaamde doorstroomassen. Een belangrijk resultaat uit de studie was dat al jaren sprake is van een stabilisatie van het autoverkeer in de stad, en zelfs een afname binnen de binnenstadsring. In 2019 is daartoe een nieuwe bereikbaarheidsstrategie (inclusief agenda) vastgesteld door de gemeenteraad. Belangrijke koerswijzigingen zijn meer focus op ruimtelijke kwaliteit en de aandacht voor lopen, fietsen en deelmobiliteit, juist in een verdichte stad. Ook zijn snelfietsroutes in alle windrichtingen als (regionale) hoofdfietssassen toegevoegd. Een grote weguitbreiding in de stad (een oud plan) is geschrapt: er was onvoldoende nut en noodzaak.
Dit bereikbaarheidsplan omhelsde de ‘fysieke’ transitie naar een duurzame stad: minder uitbreiding van infrastrctuur, meer verluwing en meer ruimte voor actief en gedeeld vervoer.
Op weg naar meer duurzame mobiliteit
Onlangs is de tweede uitwerking vastgesteld in de vorm van het ‘Actieplan Duurzame Mobiliteit’. Het Actieplan Duurzame Mobiliteit volgt de eerdere werkwijze: de doelen en werklijnen staan voor langere tijd vast, de acties zijn meer flexibel (adaptief): we spelen steeds in op nieuwe kansen en ontwikkelingen. Juist in de wereld van ‘nieuwe mobiliteit’ doen zich steeds nieuwe ontwikkelingen voor, denk aan nieuwe mobiliteitsdiensten zuinigere voertuigen, snellere fietsen en nieuwe (landelijke) wet- en regelgeving.
Transities en duurame doelen
Het Actieplan Duurzame Mobiliteit zet breed in op drie transitiepaden:
-
De mobiliteitstransitie; waarbij we inzetten op een verbreding van het palet aan duurzame mobiliteitsopties voor iedereen (meer keuzemogelijkheden). Ook is er een transitie gaande van bezit naar gebruik (denk aan deelmobiliteit en Mobiliteit als dienst).
-
De energietransitie; waarbij we inzetten op een overgang van een (centraal georganiseerde) fossiel mobiliteitssysteem naar een mobiliteitssysteem op basis van schone vormen van energie (die decentraal opgewekt kunnen worden);
-
De sociale transitie; waarbij we inzetten op mobiliteit voor iedereen die bijdraagt aan het kunnen verwezenlijken van persoonlijke ontwikkeling, zelfstandigheid en het behoud en versterking van de sociale cohesie in stad, dorp en wijk.
De sociale kant van mobiliteit: inclusieve mobiliteit
Het Actieplan werkt aan drie hoofddoelen: inclusieve mobiliteit, leefbare en gezonde mobiliteit en klimaat-& energieneutrale mobiliteit. Leefbaarheid en klimaatneutraal zijn meer vanzelfsprekende doelen als het over duurzaamheid gaat. Inclusieve mobiliteit kiest een andere invalshoek: dit gaat over meedoen en mobiliteit voor iedereen. Mobiliteit vervult immers een belangrijke rol in de samenleving: het stelt mensen in staat mee te doen, met onderwijs, werken, recreatie en sociaal contact. Met de aandacht voor inclusieve mobiliteit willen we (duurzame) mobiliteit voor iedereen in gelijke mate toegankelijk maken. Denk aan toegang tot het openbaar vervoer of Mobiliteit als Dienst (MaaS) waar door de snelle digitaliseringsgolf in de mobiliteit een ‘digitale kloof’ kan ontstaan. Ook is de vraag of elektrisch rijden op dit moment voor iedereen financieel haalbaar is. En, hoe gaan we om met bereikbaarheid in de kleineren kernen, waar de bus niet (meer) komt.
Gedrag, samenwerking, technologie en infrastructuur 2.0
De nadruk ligt vooral op de onderdelen technologie, gedragsbeïnvloeding en samenwerking van de toolbox. Omdat het Actieplan minder over het fysieke domein, hebben we daar de ‘nieuwe infrastructuur’ in de verkeerskunde aan toegevoegd: de digitale en elektrische infrastructuur die nodig is voor de transitie naar duurzaam en slim vervoer. Dit hebben we vertaald in vier werklijnen:
-
Werklijn gedrag: we richten ons op mobiliteitsgedrag en de sociaalmaatschappelijke doelen van dit Actieplan. Het stimuleren staat hierin centraal.
-
Werklijn samenwerking: we werken samen met partners oppakken, met onder meer bedrijven, vervoerders en leveranciers.
-
Werklijn technologie: we verduurzamen door de inzet van slimme concepten, technologie en data;
-
Werklijn infrastructuur: we werken aan de verduurzaming van infrastructuur (in de brede definitie van infrastructuur) en het realiseren van infrastructuur voor duurzame oplossingen (zoals laadpalen en fietspaden).
Deze vier werklijnen zijn vervolgens uitgewerkt in twaalf thema’s met elk concrete acties. De totale set aan acties is een samenhangend geheel dat versterkend werkt: het geheel is meer dan de som der delen. Zo is stimuleren van gedrag een bindmiddel in het hele pakket, maar is zinloos als de duurzame alternatieven niet voorhanden zijn.
Niet rekenen, maar samen doen
We hebben gekozen voor een actorbenadering, en niet voor een kwantitatieve benadering: het plan is grotendeels opgezet aan de hand van ideeën, energie en lessen op basis van gesprekken met andere overheden en Bossche stakeholders, bewoners en ondernemers (zie kader). Een data-analyse is hier input voor geweest, maar was geen leidend principe voor te nemen maatregelen. We volgen de energie vanuit de samenleving. Zo is de opgezette Community Duurzame Mobiliteit – zo’n twaalf Bossche bedrijven, ondernemers, onderwijsinstellingen en belangengroepen - een platform voor diverse acties uit dit plan. Ook vormt de community een marktplaats voor vraag en aanbod rondom duurzame mobiliteit, oftewel een open netwerk dat functioneert als transitiearena en kraamkamer voor duurzame mobiliteitsprojecten.
Klik hier voor het Actieprogramma Duurzame Mobiliteit
Klik hier voor een animatie
Wat hebben we geleerd?
Les 1: onbekend maakt onbemind. Uit diverse gesprekken blijkt dat nieuwe mobiliteitsvormen nog te onbekend zijn en daardoor ook minder geliefd zijn. Terwijl hier wel interesse voor is. Vaak gaat het dan om informatie en communicatie.
Les 2: gemeente aan zet voor kaders. Vaak wordt gedacht dat financiën het probleem zijn, maar die geluiden worden tegengesproken. Bijvoorbeeld bij ontwikkelingen die vanuit marktpartijen worden geïnitieerd zoals deelmobiliteit en schone bevoorrading wordt geen subsidie gevraagd maar duidelijke spelregels en kaders. Marktpartijen willen weten welke regels de gemeente aanhoudt; waar ze mogen opereren en hoe omgegaan wordt met concurrentie.
Les 3: ga samen doen. Aan ondernemers en bedrijfsleven is de vraag gesteld of er animo is voor een gezamenlijk platform; een community duurzame mobiliteit. Hier blijkt animo voor. Belangrijke gehoorde adviezen en kansen zijn wel: stel de gebruiker centraal, begin van onderop bij cases en maak het concreet. Er is geen behoefte aan een praatclub, maar aan een doe-club die als kraamkamer voor concrete projecten functioneert.
Les 4: begeleid nieuwe initiatieven goed. Uit gesprekken met andere gemeenten blijkt dat goed overleg met aanbieders het beste resultaat oplevert. Dit past ook in onze cultuur van samenwerken. Nieuwe spelers op de markt die zonder overleg voertuigen op straat zetten hebben –zo is de ervaring in steden- geen duurzaam bestaan.
Les 5: weerstand hoort erbij. Er zullen altijd mensen zijn die niet blij zijn met bijvoorbeeld deelfietsen in de openbare ruimte. Er zal incidenteel een (deel)fiets op het trottoir komen te liggen; zoals dat met reguliere fietsen ook is. Of er staat een elektrische auto geparkeerd bij een laadpaal die bedoeld is voor deelauto’s. Deze opstartproblemen dienen samen opgelost te worden in overleg met de private partij en de gemeente. Daar hoort ook bij dat een bepaalde proefperiode wordt gerespecteerd en niet vroegtijdig een proef afgebroken wordt.
Les 6: het kan mislukken. Veel van de initiatieven die we bezocht hebben bevinden zich in een vroeg stadium of zijn nog kleinschalig. De transitie naar duurzame mobiliteit is een zoektocht voor veel gemeenten en aanbieders. En ook voor bewoners. In de jaren 60 ontstond de elektrische Witkar in Amsterdam; alleen bleek de technologie nog onvoldoende rijp (accu’s). De transitie naar een duurzaam mobiliteitssysteem vraagt om een lerende houding. Weliswaar met gezond verstand, maar wel met enige durf en optimisme.
Les 7: duurzame mobiliteit is serious business. Veel duurzame mobiliteitsinitiatieven komen vanuit de markt, of vanuit de samenleving, bijvoorbeeld coöperaties. Het zijn hiermee andere mobiliteitsdiensten dan bijvoorbeeld het openbaar vervoer, wat via concessies en middels subsidies wordt geregeld. Zaken als elektrisch vervoer of deelmobiliteit vergen vaak grote financiële investeringen. Een serieuze transitie naar duurzame mobiliteit is meer dan het opvoeren van kleinschalige pilots in de niche. Het vergt om ruimte, tijd en aandacht geven voor ondernemingen om te groeien.
Les 8: hanteer meerdere rollen in de mobiliteitstransitie. De rol van de gemeente in duurzame mobiliteit verschilt per fase:
-
Ontwikkelfase: het helpen opzetten van nieuwe nog onbekende ontwikkelingen die een grote
-
positieve bijdrage kunnen leveren aan de doelen. Een voorbeeld is het opzetten van pilots rondom elektrische deelmobiliteit.
-
Opschaalfase: het goed begeleiden en opschalen van succesvolle initiatieven die al enige bekendheid en massa hebben behaald. Een voorbeeld is het verder stimuleren en faciliteren van de elektrische fiets. Ook het stellen van (juridische) kaders en wetgeving hoort hierbij.
-
Versnelling / stabilisatie: Het helpen van de ‘achterblijvers’ die moeilijk mee kunnen met nieuwe ontwikkelingen. Dit is vooral van belang in de laatste fase in de curve wanneer bijna iedereen bekend is met een nieuwe ontwikkeling, maar een kleine groep om bepaalde reden achterblijft.
-
Reactie plaatsen •