Voor een betere bereikbaarheid van het platteland ziet CROW-KpVV een belangrijke rol weggelegd voor mobiliteitshubs. Het kennisplatform organiseerde vorig jaar in het hele land bijeenkomsten over hubs. De verslagen daarover kunnen bestuurders en beleidsmakers inspireren voor hun eigen plannen.
KENNIS VAN CROW-KPVV over hubs in het buitengebied
In feite is elke bushalte een knooppunt, stelt Sebastiaan van der Vliet van de provincie Zuid-Holland[*]: “Elke halte is een hub op zichzelf, een mobiliteitsknoopje met een waaier aan mobiliteitsoplossingen, zoals de fiets of deelmobiliteit.” Haltes kunnen simpel zijn, met alleen een fietsenstalling, maar ook uitgebreider, met fietskluizen voor elektrische fietsen, parkeergelegenheid, een snackbar of zelfs sociale voorzieningen, zoals een kinderopvang. De vraag is wie daarvoor moet zorgen: is het een kwestie van laten gebeuren, of moet de overheid initiatieven ontplooien? De consensus is dat initiatieven het beste vanuit marktpartijen of lokale gemeenschappen kunnen ontstaan, met voor de overheid hooguit een faciliterende rol. Je zult als overheid iets moeten doen als een halte een hangplek wordt of vol komt te staan met weesfietsen. Sociale veiligheid en
toegankelijkheid zijn de basisvoorwaarden. Met een (bescheiden) startsubsidie kunnen overheden een deel van de aanloopkosten financieren.
Goede looproute
Volgens Willy Sweers van MRDH[*]wennen mensen aan een halte verderop. “Vergeet daarbij vooral de voetganger niet. Zorg voor een goede looproute die veilig en aantrekkelijk is. Niet alleen bij mooi zomerweer, maar ook ’s avonds in november als het regent.” Om wat goeds te maken van een landelijke hub is samenwerking van belang tussen alle betrokken partijen: wegbeheerder, vervoerder, eventuele exploitanten van de fietsenstalling en ‘retail’ en de subsidieverleners. Ook een klein ov-knooppunt is een raderwerk met veel tandwielen.
Hubstrategie
Flevoland heeft een hubstrategie, maar in het landelijk gebied is het lastig om voldoende vervoeraanbod te creëren, zegt provinciaal knooppuntregisseur Gerben Willemse[*]. Oplossing is de bus vaker en sneller te laten rijden door lijnen te strekken en dorpskernen te vermijden. Bij het creëren van aantrekkelijke knooppunten met voldoende vervoeraanbod zet de gemeente Noordoostpolder in op dorpshubs met voorzieningen - ‘bibliotheekboeken terugbrengen, een automaat waar je streekproducten kunt kopen’ - en vormen van deelmobiliteit: fiets, scooter en auto. Bij de introductie daarvan neemt de gemeente het voortouw, maar de markt moet het uiteindelijk overnemen.
Doelgroepenvervoer
In het landelijk gebied kan de provincie de auto moeilijk in de ban doen, meent Marc Beeftink van de provincie Overijssel[*]. Hij doet een oproep: “Denk aan bredere samenwerking, ook in het sociale domein. Maak gebruik van het doelgroepenvervoer om op die manier voldoende massa te krijgen.”
In Noord-Brabant[*] ligt de focus op een netwerk van lokale hubs met voorzieningen en deelmobiliteit. Zeeland vraagt aandacht voor de herkenbaarheid van hubs over het hele land. En Limburg werkt aan een kwaliteitssprong van knooppunten.
Flexvervoer
Waar regulier ov te duur is, is flexvervoer een goede optie voor het buitengebied. De Staat van het openbaar vervoer 2023[*] (pag 99-100) beschrijft 23 flexsystemen. Vijftien daarvan zijn terug te vinden in de Flexwaaier[*], waarin ook buitenlandse voorbeelden staan. Een tiental Nederlandse voorbeelden staat in de publicatie Mobiliteitshubs landelijk gebied[*].
Fiets buiten de kom
Specifiek voor de fiets is er de notitie Fietsers over smalle wegen buiten de bebouwde kom[*]. De publicatie biedt een afwegingskader voor de inrichting van plattelandswegen. Ook de fietsstraat kan een optie zijn. Bekijk daarvoor Fietsstraten buiten de bebouwde kom[*].