Groeien zonder automobiliteit
Kunnen we onze bereikbaarheid verbeteren zonder investeringen in automobiliteit? Sterker nog, leveren investeringen in fiets- en ov-infra op netwerkniveau soms méér baten op dan in automobiliteit? Kun je zo’n vergelijking zichtbaar maken? Bram van Liere: “Met die vraag stapten wij in 2017 naar onderzoeksbureau CE Delft.
"Deze onderzoeksvraag is te groot voor dit budget", kreeg Van Liere te horen. Zaak dus om op zoek te gaan naar onderzoekspartners die evenzeer belang zouden hebben bij de onderzoeksuitkomst. Samen kwamen ze tot de volgende onderzoeksvraag: "Kun je de maatschappelijke kosten en baten berekenen van een verbeterde bereikbaarheid van steden met het openbaar vervoer en fietsen? En zou een investering in ov en fiets zelfs een concurrerende investering kunnen zijn ten gunste van een betere autobereikbaarheid"?
CE Delft overtuigde met deze vraagstelling diverse overheidsorganisaties om financieel bij te dragen aan onderzoek. Van Liere: “Zij dragen immers maatschappelijke verantwoordelijkheid voor investeringen van publieke middelen in de fysieke infrastructuur. En de bedragen die daarin omgaan zijn substantieel, zowel voor auto- als voor ov-infra. Ook willen gemeenten graag weten hoe hun bereikbaarheid verbetert door investeringen. Zo trekken extra rijstroken immers vaak meer autoverkeer aan.”
Brede aanpak
Milieudefensie, CE Delft en later Move Mobility kregen brede steun voor hun aanpak. De Fietsersbond haakte aan, evenals het ministerie van IenW, het Interprovinciaal Overleg, De metropoolregio Rotterdam Den Haag, de regio Groningen-Assen, OV-bureau Groningen-Drenthe, de provincies Noord-Brabant en Gelderland en de gemeente Tilburg. Daarnaast werd een wetenschappelijke klankbordgroep gevormd. Eind 2019 werden het onderzoeksrapport en de eerste versie van een nieuw vergelijkingsmodel gepresenteerd. Twee pilotuitvoeringen gingen aan deze presentatie vooraf.
“Trots en blij”, is Van Liere met dit resultaat. “Het laat zien hoe je als regio de bereikbaarheid van mensen kunt verbeteren en luchtvervuiling en de klimaatcrisis kunt verminderen. Dit model laat zien dat je al verschil kunt maken met onderbouwde investeringen in infrastructuur. Aanvullende maatregelen zoals betalen naar gebruik zijn in dit model nog niet eens meegerekend.”
Effecten in kaart
De belangrijkste aanleiding voor Milieudefensie en later ook voor de Fietsersbond was dat beleidsmakers uitstekend op de hoogte zijn van de impact van investeringen in de auto-infrastructuur, maar veel minder de effecten in kaart konden brengen van investeringen in fiets, ov en in de combinatie daarvan, laat staan dat ze die onderbouwd konden vergelijken met investeringen in auto-infra.
Van Liere: “De meerwaarde van onze aanpak is dat we nu per wijk en per doelgroep inzichtelijk maken wat de beste investering is op verschillende economische en maatschappelijke aspecten, waaronder bereikbaarheid. Want denk ook aan milieuaspecten en aan vervoersarmoede. Ik zou dus iedere overheid adviseren om gebruik ervan te maken. Zo kan een investering in ov en/of in fiets ook zomaar goed nieuws betekenen voor autogebruikers die zich gedwongen zien de auto te pakken, doordat er meer ruimte op de weg komt.”
“Met dit model is een goede stap gezet om het voorheen onzichtbare effect van investeringen in ov en fiets ten opzichte van investeringen in automobiliteit zichtbaar te maken”, besluit van Liere. “En het kan nog verfijnd worden. Uit de studie blijkt dat er nog veel ‘laaghangend fruit’ is te vinden. Met relatief lage kosten kan veel effect op de bereikbaarheid en de leefomgeving worden gehaald door maatregelen om de fiets en het ov te verbeteren.”
Reactie plaatsen •