Minstens verdrievoudiging nodig voor vervanging essentiële infrastructuur
Eerste ‘proeve’ van landelijk prognoserapport vervanging en renovatie civiele kunstwerken (foto Shutterstock)
Hoe lang gaan onze bruggen, viaducten, sluizen, stuwen en kades nog mee? En welke bedragen hebben we in de komende jaren nodig om een veilige en beschikbare infrastructuur te garanderen? Een eerste prognoseonderzoek naar de totale kosten voor noodzakelijke vervanging van infrastructuur is door TNO verricht in opdracht van de recent opgeheven Bouwagenda. De uitkomst: in de komende 20 tot 30 jaar moet het huidige budget voor vervanging van ruim 1 miljard euro per jaar, minstens verdrievoudigen tot 3 of 4 miljard euro per jaar, met een nog hogere stijging daarna. Naast de jaarlijkse kosten voor beheer en onderhoud van circa 7 miljard per jaar.
Arie Bleijenberg, TNO
In Nederland liggen 85.000 bruggen en viaducten, terwijl 83.000 duikers, 2.400 km aan kades en 7.800 gemalen zorgen voor droge voeten. Ons land heeft veel water en wegen en daardoor ook veel civiele constructies op de kruisingen. Alle civiele infrastructuur samen is meer dan 300 miljard euro waard. Dit is verreweg het grootste publieke bezit. Maar dit ‘bezit’ veroudert. Bovendien rijden er meer en zwaardere vrachtwagens over dan waarop destijds tijdens het ontwerp en de bouw was gerekend. De kosten voor instandhouding van de bestaande infrastructuur gaan de komende decennia mede daardoor flink stijgen. Een betrouwbare voorspelling hiervoor maken is lastig, omdat we nog veel niet weten. Hoeveel civiele kunstwerken zijn er? Wat is de kwaliteit ervan? Zijn er verborgen gebreken? Hoe lang kunnen ze technisch nog mee? Maar ook: hoeveel stremmingen staan ons te wachten? En waar staan ze?
Spreiding
Intussen zijn alle kunstwerken in Nederland geplot door iASSET en Ingenieursbureau Westenberg in een afzonderlijke studie. Zij baseren zich op de Basisregistratie Grootschalige Topografie. Uit figuur 1 blijkt duidelijk dat civiele constructies niet gelijkmatig over het land zijn verdeeld. De geografische spreiding komt voor een groot deel door de bevolkingsdichtheid en de hoeveelheid oppervlaktewater. Het verschil in aantallen kunstwerken tussen Drenthe en Zuid-Holland is bijvoorbeeld enorm.
Onbekend en onbemind
Het blijkt tot nu toe erg ingewikkeld om te voorspellen hoe lang civiele kunstwerken vanaf nu nog meegaan. Er zijn dan ook maar weinig beheerders die zich wagen aan een prognose voor vervanging en renovatie van hun hele areaal. Dat maakt deze ‘onbekende’ materie tegelijkertijd ook ‘onbemind’. Toch is het nodig om meer zicht te krijgen op de toekomst van onze infrastructuur. Dit voorkomt onvoorziene kosten en ongewenste stremmingen van verkeer en scheepvaart.
Ondanks de vele onzekerheden, geeft deze studie een eerste landelijke prognose voor de vervanging en renovatie van de totale civiele infrastructuur. Het is een ‘proeve’ met de uitnodiging om deze periodiek te herhalen. Elke keer een stukje completer en nauwkeuriger.
De kosten
Op dit moment geven we ruim 1 miljard euro per jaar uit aan vernieuwing van civiele infrastructuur. Dit bedrag gaat geleidelijk stijgen naar 3 à 4 miljard in 2040-2050 en tot 4 à 6 miljard per jaar daarna (zie figuur 2). De piek in deze kosten ligt ergens rond 2080. Hier bovenop komen voor instandhouding van de bestaande infrastructuur kosten voor beheer en onderhoud van circa 7 miljard euro per jaar.
De onderbouwing
Aan de basis van deze voorspelling liggen bestaande prognoses van Rijkswaterstaat tot 2050, van de gezamenlijke provincies tot 2060, en van Amsterdam voor bruggen en kades. De voorliggende studie voegt daaraan een nieuwe prognose toe, voor de vernieuwingskosten van alle civiele kunstwerken de komende honderd jaar. Het resultaat in figuur 2 is een extrapolatie van deze vier prognoses naar de totale civiele infrastructuur. De tijdshorizon is eind van deze eeuw.
Uitvoering
Momenteel staat de vervangingsopgave onvoldoende op de politieke en maatschappelijke agenda. Redenen zijn gebrek aan kennis, gebrek aan politieke prioriteit voor de bestaande infrastructuur en een sterk versnipperd beheer. Er zijn flinke verbeteringen nodig in het beheer van de infrastructuur om de vervangingsopgave in goede banen te leiden. Uiteraard moet de vernieuwing ook circulair, klimaatneutraal en duurzaam worden aangepakt.
Aanvullende maatregelen
Om deze vervangingsopgave in goede banen te leiden, is dus niet alleen geld nodig. Vier belangrijke aanbevelingen voor een effectieve en efficiënte aanpak zijn:
- Maak periodiek een landelijk prognoserapport, waarin de nu nog grote onzekerheden stapsgewijs kleiner zijn.
- Professionaliseer het assetmanagement op areaalniveau en richt hiervoor onder meer een centrale organisatie-eenheid in bij elke beheerder of voor een groep kleine beheerders samen.
- Zet het assetmanagement op grotere afstand van de politiek, om continuïteit in budgetten en planning mogelijk te maken. De politiek stuurt op de kaders en op de afweging kwaliteit-budget.
- Verbeter de samenwerking tussen beheerders, deel kennis en ervaring met elkaar en geef samen sturing aan programma’s voor kennisontwikkeling en innovatie.
Klik hier voor het onderzoeksrapport
Reactie plaatsen •