Uit de journals: spookfiles, toegankelijkheid en transportmodellen
In deze aflevering van de rubriek ‘Internationale vakliteratuur’ onder meer samenvattingen van artikelen over de externe effecten van spookfiles, het meten van toegankelijkheid voor ouderen, het ontwerp van busdiensten en diverse onderwerpen rond modellen en evaluatiemethoden.
Externe effecten spookfiles
Hoe drukker het verkeer op de snelweg, hoe groter de kans dat er spookfiles ontstaan. Rijgedrag, zoals remmen en inhalen, ligt hieraan ten grondslag. Onderzoekers van de universiteit van Münster berekenden, op basis van data van de Duitse autosnelweg A42 in het noordelijk Ruhrgebied, wat de externe kosten zijn van deze spookfiles. Die zijn relevant met het oog op een congestieheffing. Bij spookfiles is er sprake van een ‘stochastische’ capaciteitsdaling. Dit is een daling die niet deterministisch worden bepaald zoals bij een bottleneck, maar is gebaseerd op een kansverdeling. Als men de congestieheffing berekent op basis van uitsluitend de deterministische capaciteit, worden de totale externe effecten onderschat. De onderzoekers berekenden een toename in de congestiekosten van ongeveer 50% door het meenemen van de effecten van spookfiles.
Toegankelijkheid voorzieningen
De afgelopen decennia is er meer aandacht voor de toegankelijkheid van activiteiten buitenshuis voor ouderen. Die toegankelijkheid wordt gebruikelijk gemeten op basis van objectieve indicatoren over ruimtegebruik en het transportsysteem. Maar ook subjectieve indicatoren zoals verschillen in individuele karakteristieken en perceptie van toegankelijkheid, spelen een rol. Onderzoekers uit Zweden en Brazilië vergeleken beide indicatoren om tot een betere model van toegankelijkheid te komen. Ze gebruikten hiervoor de data van een telefonisch vragenlijstonderzoek onder 1146 mensen van 65 tot 80 jaar uit Stockholm, Gotenburg en Malmö en de objectieve reistijden van deze respondenten naar nabijgelegen voorzieningen met verschillende vervoerswijzen. Hieruit bleek dat een analyse op basis van alleen objectieve indicatoren de werkelijke toegankelijkheid mogelijk overschat en de ongelijkheid tussen individuen onderschat.
Welzijn en transport
Onderzoek naar de relatie tussen transport en welzijn leverde de afgelopen jaren onder meer het inzicht op dat het hebben van vervoersmogelijkheden, zoals een eigen auto, invloed heeft op welzijn, bijvoorbeeld door het teweegbrengen van een gevoel van autonomie. Australische onderzoekers werkten aan de monetarisatie van welzijnseffecten om deze mee te kunnen nemen in kosten-batenanalyses van transportprojecten. Op basis van een vragenlijstonderzoek onder 784 respondenten uit Melbourne, onderzochten ze de relatie tussen het risico op sociale exclusie en veranderingen in de drie componenten van welzijn: de ervaring van tevredenheid, zinvolheid en emoties. Ze concludeerden dat een lager risico op sociale exclusie samenhangt met een hoger welzijnsniveau. Ook een hoger huishoudinkomen draagt bij aan inclusie. Door via een nutsvergelijking te berekenen welke inkomensstijging equivalent is aan een bepaalde toename in welzijn bepaalden de onderzoekers een monetaire waarde voor welzijnseffecten.
Modellen autonome voertuigen
Om in de behoefte aan kennis over de effecten van autonome voertuigen te voorzien zijn er veel wetenschappelijke modelstudies gedaan. Maar hoe kunnen beleidsmakers de uitkomsten hiervan vertalen naar beleid? Zweedse onderzoekers deden een literatuuronderzoek naar het type kennis dat uit deze modelstudies volgt en welke rol deze kennis zou moeten spelen in beleid. Zij concludeerden dat, in vergelijking met de transportmodellen die van oudsher input zijn voor het verkeersbeleid, de modellen voor autonome voertuigen met meer onzekerheid zijn omgeven. Deze vertonen daardoor meer overeenkomsten met methoden voor toekomstverkenningen, zoals scenariostudies. De aannames van de modellen zijn wel vaak minder duidelijk dan bij toekomstverkenningen en de cijfermatige resultaten laten de indruk van precisie achter. Om de modellen te gebruiken voor beleid is het volgens de onderzoekers nodig om de beperkingen en de aannames ervan explicieter en toegankelijker te maken.
Coördinatietijd vervoerswijzekeuze
Reistijd, kosten en sociaaleconomische factoren zijn nog altijd de belangrijkste variabelen van vervoerswijze-keuzemodellen. Met de opkomst van smartphone-applicaties die multimodaal reizen makkelijker maken is ook de coördinatietijd, bijvoorbeeld de tijd die nodig is om een dienstregeling te raadplegen of een deelauto te reserveren, mogelijk een factor van betekenis. Duitse onderzoekers deden een vragenlijstonderzoek onder ruim zeshonderd inwoners van een aantal Duitse grote steden en vroegen daarin onder meer naar de keuze van de vervoerswijze en de tijd die ze kwijt waren aan coördinatie van een rit met een bepaalde vervoerswijze. Op basis van deze data schatten ze een model en concluderen dat de coördinatietijd een significante negatieve invloed heeft op de keuze van de vervoerswijze: hoe langer de coördinatietijd hoe kleiner de kans dat iemand die vervoerswijze kiest. Met het beïnvloeden van de coördinatietijd kunnen beleidsmakers mogelijk duurzamere vervoerswijzen stimuleren.
Busdienstontwerp
Snelle busdiensten die sommige haltes overslaan kunnen met hetzelfde aantal voertuigen meer passagiers vervoeren, vanwege de kortere cyclustijd. Het ontwerp van zo’n busdienst gebeurt in de praktijk vaak door de totale sociale kosten te minimaliseren, gegeven een bepaalde capaciteitsbeperking. Hiermee gaat men er in feite van uit dat passagiers zich altruïstisch gedragen en hun beslissingen baseren op wat het beste is voor het systeem. Onderzoekers van de Pontificia Universidad Católica de Chile zijn op basis van een modelstudie nagegaan hoe groot de fout is die men met deze zogenoemde ‘naïeve benadering’ maakt. Ze concludeerden dat vooral bij een hogere vraag of een lagere capaciteit dan gebruikelijk de wachttijden en de drukte in de bus sterk oplopen, door een onderschatting van de benodigde frequentie. Het advies is om de ontwerpuitkomsten altijd te verifiëren met een passagierstoedelingsmodel. Op minder drukke lijnen is de naïeve benadering wel een werkbaar uitgangspunt.
Overig onderzoek in het kort
Wat is duurzamer: pakketbezorging aan huis of bij een ophaalpunt? Uit een simulatiestudie van de Vrije Universiteit Brussel volgt dat binnen steden ophaalpunten beter scoren en daarbuiten bezorging aan huis.
Niet alle sociale groepen hebben gelijke toegang tot het 150 km lange fietsnetwerk van Vancouver. Wijken met veel hoogopgeleiden hebben meer fietsinfrastructuur dan wijken met veel kinderen en wijken waar veel Chinezen wonen, zo bleek uit onderzoek van de Simon Fraser University.
Deense onderzoekers maakten een econometrisch model om de scenario’s voor fietsinfrastructuur te evalueren. Ze concluderen dat de opkomst van andere fietstypes, in het bijzonder de e-bike, veel invloed heeft op de resultaten.
Selectie uit vijf journals
Voor deze serie wordt een selectie gemaakt uit artikelen, die gepubliceerd zijn in recente uitgaven van de wetenschappelijke journals Transportation Research A, Transport Policy, Transport Geography en Transport Reviews. Voor deze aflevering is daaraan European Transport Research Review toegevoegd. De links naar de artikelen vindt u op www.verkeerskunde.nl/vakkennis. Sommige artikelen zijn niet open access. Ze zijn wel in te zien of te downloaden op de locaties van de meeste universiteitsbibliotheken.
Reactie plaatsen •