Juridische blog: Uitspraak over uitrit en schadevergoeding bij botsing fiets- Birò
Wanneer je als fietser botst met een gemotoriseerd voertuig, heb je doorgaans recht op vergoeding van minstens 50% van je schade. Of ook de rest van je schade vergoed wordt, hangt erg af van je eigen gedrag ten tijde van de botsing. Bijvoorbeeld of je voorrang had moeten verlenen. In een recent vonnis legde de Rechtbank Amsterdam nog eens uit hoe het zit met die 50%-regel en wanneer een weg volgens rechters een uitrit is (ECLI:NL:RBAMS:2021:3588).
In Amsterdam rijdt een man in een Birò, een elektrisch wagentje dat geregistreerd staat als invalidenwagen, over de Oude Turfmarkt wanneer ter hoogte van het Allard Pierson museum een vrouw op een fiets uit een zijpad komt. De twee botsen: de Birò raakt de fiets aan de achterkant en rijdt vervolgens over de vrouw heen. Niet alleen haar fiets is beschadigd, zij heeft kneuzingen en overal blauwe plekken. Haar linker onderarm blijkt op verschillende plekken gebroken.
Uiteraard wil zij haar kosten vergoed hebben, maar de verzekeraar van de bestuurder van de Birò gaat niet verder dan vergoeding van 50% van de schade. De fietsster daagt beide voor de rechter om 100% van haar schade vergoed te krijgen. De hoofdvraag in het geschil is of de fietsster uit een zijstraat kwam en daarom voorrang had op de bestuurder van de Birò, of dat zij uit een uitrit kwam en om die reden geen voorrang had.
Het standpunt van de fietsster is, kort gezegd, dat de Birò haar voorrang had moeten geven omdat zij van rechts kwam. Omdat de bestuurder inmiddels een bekeuring heeft gekregen voor het niet verlenen van voorrang en die ook al heeft betaald, blijkt daaruit volgens haar dat zij gelijk heeft. Daarom wil ze dat niet alleen haar schade, maar ook alle door haar gemaakte (proces)kosten voor 100% vergoed worden.
De verzekeraar van de bestuurder vindt dat de fietsster uit een uitrit kwam en daarom geen voorrang had. Ze had juist extra goed moeten opletten omdat ander verkeer haar nauwelijks kon opmerken; de steeg heeft volgens de verzekeraar meer het karakter van een poort dan van een zijweg. Dat de fietsster met de bestuurder van de Birò in contact kwam was dan ook vooral haar eigen schuld. De verzekeraar wil niet meer dan 50% van de schade vergoeden. Deze procedure is volgens de verzekeraar volstrekt onnodig geweest, dus de kosten daarvan wil zij al helemaal niet vergoeden.
De rechtbank gaat niet mee met de redenering van de fietsster.
Omdat het ongeluk plaats had tussen een gemotoriseerde en een ongemotoriseerde verkeersdeelnemer, valt deze situatie onder artikel 185 lid 1 van de Wegenverkeerswet. Dat betekent dat de gemotoriseerde partij (in dit geval de WAM verzekeraar van de bestuurder) aansprakelijk is voor de schade, tenzij sprake is van overmacht. In de rechtspraktijk betekent dit dat de verzekeraar in ieder geval 50% van de schade betaalt. Dat percentage stijgt als de schade voor meer dan 50% aan de bestuurder van de Birò te wijten is en daalt vervolgens naar gelang er sprake is van eigen schuld aan de zijde van de fietsster. Dus eerst wordt naar de veroorzaker gekeken om te bepalen hoeveel procent van de schade betaald moet worden, daarna wordt naar het slachtoffer gekeken om te bepalen hoeveel procent daar weer van af gaat, de zogenaamde billijkheidscorrectie van artikel 6:101 uit het Burgerlijk Wetboek.
De rechtbank legt beknopt uit wanneer een weg een uitrit is. Een weg wordt als uitrit beschouwd indien deze weg een beperkte bestemming heeft en deze beperkte bestemming kenbaar is voor alle verkeersdeelnemers ter plaatse (bestemmingscriterium) of indien deze weg ter hoogte van de aansluiting op de andere weg de fysieke kenmerken van een uitrit vertoont (constructiecriterium). In dit geval ziet de rechtbank in de fysieke kenmerken van het pad aanleiding om het pad als een uitrit te kwalificeren. Het eind van het pad is namelijk gemarkeerd met een grijze streep in de bestrating en de rest van de bestrating is ook anders dan van de Oude Turfmarkt. Verder ziet het eind van het pad er uit als een poort vanwege twee openslaande deuren met daarachter een slagboom. Het ziet er al met al niet uit als een doorgaande weg.
De slotconclusie is dan ook dat de fietsster de bestuurder van de Birò voorrang had moeten verlenen, dat het ongeluk gedeeltelijk haar eigen schuld is en dat zij daarom een deel van haar eigen schade moet dragen. De rechtbank vindt zelfs dat haar aandeel in het ongeluk 70% is, maar vanwege de 50% regel draagt zij ‘slechts’ 50% van haar schade, de andere 50% wordt gedragen door (de verzekeraar van) de bestuurder van de Birò. Dat de bestuurder van de Birò een bekeuring kreeg (en betaalde) voor het niet verlenen van voorrang, vindt de rechtbank niet belangrijk genoeg om anders te oordelen. Met andere woorden: die bekeuring was niet terecht en had met succes door de bestuurder aangevochten kunnen worden.
Deze juridische blogbijdragen worden afwisselend geschreven door Sander Bonhof (Bono Traffics) en Herbert Korbee (Korbee&Hovelinck)
Herbert Korbee, Verkeerspsycholoog en jurist bij Korbee en Hovelynck
Reactie plaatsen •