Vervoersarmoede verder in beeld
De kans om met vervoersarmoede te maken te krijgen, is het grootst voor mensen met een migratieachtergrond en/of fysieke beperkingen, die afhankelijk zijn van hulpmiddelen. Dit blijkt uit het VerDuS SURF-onderzoeksproject MOBIMON.
Het transportsysteem in Nederland zorgt over het algemeen voor een uitstekende bereikbaarheid. De laatste jaren groeit echter het bewustzijn dat deze goede bereikbaarheid niet voor iedereen in dezelfde mate geldt. Wat nog ontbrak, was inzicht in hoe en in welke mate kwalitatieve factoren (onveiligheid, culturele factoren, gebrek aan vaardigheden) in combinatie met objectieve factoren voor specifieke groepen bijdragen aan vervoersarmoede. En: in welke mate treedt vervoersarmoede voor specifieke groepen werkelijk op en wat zijn hiervan de sociale en welzijnseffecten?
Auto, OV en soms fiets lastig
Dick Ettema is hoogleraar Urban Accessibility and Social Inclusion aan de Universiteit Utrecht en voerde het onderzoek uit met Dea van Lierop (Universiteit Utrecht) en Pauline van den Berg (Technische Universiteit Eindhoven). “We hebben een kwantitatieve meetmethode ontwikkeld om de bovengenoemde vragen te kunnen beantwoorden. We hebben die gevalideerd met enquêtes in Utrecht en Rotterdam en een verkennende analyse gemaakt van de mate waarin verschillende sociaaleconomische groepen vervoersarmoede en vervoersgemak ervaren.”
De onderzoekers deden verschillende observaties die beleidsmakers informatie verschaffen over specifieke groepen of vervoersopties waarvoor meer aandacht nodig is. Zo werd bevestigd dat mensen met een migratieachtergrond of een laag inkomen het vaakst structureel minder toegang tot vervoersopties te hebben. Bij een laag inkomen gaat het om minder auto- en rijbewijsbezit, bij mensen met een migratieachtergrond gaat het daarnaast om minder goede fietsvoorzieningen. Deze groepen hebben wel vaker alternatieve opties, zoals een scooter of een e-bike. Ettema: “Daarbij vinden lagere inkomensgroepen zowel het gebruik van de auto als het OV minder gemakkelijk.”
Breder kijken
Over het geheel genomen zijn de problemen met bereikbaarheid relatief klein met weinig verschillen tussen groepen. Maar de gevolgen van vervoersarmoede zijn wel aanzienlijk voor wie daar last van heeft. Ettema: “Mensen die minder makkelijk toegang tot vervoersmiddelen hebben, laten vaker een baan of sollicitaties schieten als gevolg daarvan. En met name mensen zonder auto of rijbewijs en met een migratieachtergrond zijn kwetsbaar als hun gebruikelijke vervoerwijze niet beschikbaar is. Als we vervoersarmoede breder zien dan alleen bereikbaarheid – en ook veiligheid, tijd, geld en gepast vervoer meenemen –, zijn er meer groepen die minder adequate vervoersopties hebben. Het gaat dan deels om de groepen die ik al noemde, maar bovendien om mensen die gebruik maken van een hulpmiddel, zoals een rollator of rolstoel, en mensen met een niet-westerse migratieachtergrond. Deze groepen ervaren de grootste negatieve effecten.”
Scooter ambivalent
Regressiemodellen laten zien dat afhankelijk van het type vervoersarmoede inkomen, bezit van rijbewijs, migratieachtergrond en gebruik van een hulpmiddel (beperkte fysieke mogelijkheden) relevante factoren zijn. Ook de aanwezigheid van auto en fietsparkeerplaatsen heeft een significante invloed op de ervaren vervoersarmoede. En de scooter speelt een ambivalente rol. “Het is een geschikt middel om bestemmingen te bereiken, maar er zijn aanwijzingen dat de scooter slechter scoort op tijd en veiligheid,” aldus Ettema.
Onderzoeksprogramma Smart Regions of the Future
In het onderzoeksprogramma ‘Smart Regions of the Future’ werken consortia van onderzoekers en praktijkpartijen samen aan vraagstukken rond ruimte, wonen, bereikbaarheid, economie en bestuur. Het ‘Pop Up-project MOBiliteit en InclusieMONitor’ (MOBIMON) liep in 2020-2021 en werd uitgevoerd onder leiding van prof. dr. Dick Ettema, Universiteit Utrecht. Dit SURF Pop Up-project viel onder het kennisinitiatief ‘Verbinden van Duurzame Steden’ van NWO, het Rijk, Platform31 en Regieorgaan SIA.
Reactie plaatsen •