Edge cities van de 21e eeuw: gericht op overstap en ontmoeting
De bereikbaarheid van veel Nederlandse steden staat onder druk, en daarmee ook de leefbaarheid. Er wordt daarom kritisch gekeken naar het mobiliteitsbeleid. Het autogebruik in de binnenstad wordt ontmoedigd en mobiliteitshubs worden in het leven geroepen. Maar niet elke plek leent zich daar voor. Micha Sijtsma en Peter Krumm van APPM hebben ervaring met zowel de stedelijke als landelijke gebieden en zien dat het mobiliteitsvraagstuk daar wezenlijk verschilt.
Door: Joris Kaper
De mobiliteitstransitie is een belangrijke trend. In stedelijk gebied stimuleert men zero-emissie voertuigen en deelvervoer, er komen milieuzones en er wordt meer gebruik gemaakt van fietsen en e-bikes. Daarmee komt er ook minder plek voor de auto in de stad. Auto’s van bezoekers moeten worden opgevangen in hubs aan de randen van de stad, waar inwoners eventueel ook hun auto in kwijt kunnen. Het idee van deze hubs is niet nieuw, want P&R’s kwamen twintig jaar geleden al op.
Peter Krumm, programma- en procesmanager bij APPM: “Vroeger werden er P&R’s opgezet met het idee dat men daar zelf wel naartoe zou komen. Maar er is meer voor nodig. Automobilisten moeten beperkingen opgeworpen krijgen, zodat het lastiger wordt om met de auto in een druk centrum te komen. Laat mensen veel bewuster de nieuwe hubs opzoeken. Door die beperkingen op te leggen gaan mensen bewuster op zoek naar een alternatief en stallen hun auto’s bijvoorbeeld in hubs. Je moet mensen verleiden om die stap te maken.”
“De mobiliteitstransitie is vooral aan de gang in de stedelijke gebieden, dus op plekken waar de ruimte over het algemeen schaars is”, zegt Micha Sijtsma, projectmanager en adviseur bij APPM. “Daar wordt echt beleid ontwikkeld waarin de auto een minder prominente plek heeft. Dat gaat gepaard met een omslag in denken en gedrag. Mensen zien tegenwoordig veel meer in dat er iets moet gebeuren om de groeiende steden leefbaar en bereikbaar te houden. Maar dat moet wel gestimuleerd worden. Laat hun zien dat het aantrekkelijk is om gebruik te maken van de nieuwe mogelijkheden.”
Sijtsma ziet dat de situatie in landelijk gebied anders is: “Daar is men nog traditioneel op de eigen auto gericht, omdat er veel meer ruimte is. Daar zijn dan ook vaak nauwelijks deelauto’s te vinden. Dat geeft wel aan dat niet alle nieuwe initiatieven op het gebied van mobiliteit overal nodig zijn of kans van slagen hebben. Tegelijkertijd zien we wel interessante mogelijkheden op plekken waar stedelijk en landelijk gebied samenkomen. Daar zijn hubs wel levensvatbaar, vooral bij knooppunten van openbaar vervoer. Niet alleen voor mensen uit landelijke gebieden die werken in de stad, maar ook andersom. Die ruimte kan bijvoorbeeld ook benut worden voor auto’s van inwoners uit de stad. Op die manier dragen hubs bij aan een betere bereikbaarheid van de stad, doordat de stadsrand meehelpt de binnenstad te ontlasten.”
Die stadrandhubs worden daardoor een soort overstaplocaties tussen landelijk gebied en de stad, aldus Sijtsma. “Door deze plekken aantrekkelijk te maken met aanvullende voorzieningen verbinden ze beide gebieden met elkaar en ontstaat er een natuurlijke uitwisseling tussen de bewoners. Stadsbewoners hebben nu de neiging om veel naar het centrum te reizen, maar hun oriëntatie kan deels veranderd worden door steeds meer voorzieningen en attracties aan de rand van de stad te faciliteren. Daarmee kunnen stad en landelijk gebied meer met elkaar worden verbonden. En de steeds drukker en voller wordende steden worden daarmee ook ontlast, omdat de drukte meer wordt verdeeld over een groter gebied.”
Om die hubs, compleet met allerlei voorzieningen, te laten slagen, zijn wel enkele voorwaarden nodig. Krumm: “Als zo’n hub verloedert omdat niemand de urgentie ervan inziet, zal niemand er meer gebruik van maken. Maak van deze plekken dus geen saaie overstapplekken, maar zorg dat er van alles gebeurt, zelfs in het weekend. Denk aan een soort edge cities van deze eeuw. Niet de saaie variant ervan, zoals we ze kennen uit de tweede helft van de vorige eeuw in de VS, maar aantrekkelijke hotspots waar van alles te doen is.”
Op deze manier een moderne hub opzetten die meer is dan alleen maar een parkeergarage, zal zo veel beter werken dan twintig jaar geleden. “Maar zo’n concept werkt alleen goed als je niet te kleinschalig denkt”, aldus Krumm en Sijtsma. “En als overheden, ontwikkelaars, exploitanten, OV-bedrijven en aanbieders van deelvervoer met elkaar samenwerken. Zij zijn allemaal belanghebbenden, maar moeten daarin wel actief bijdragen en initiatief nemen. Anders komen die concepten nooit tot stand.”
Reactie plaatsen •