Anne Marel Hilbers: Hoe zouden burgers schaarse ruimte verdelen?
Een integrale aanpak van infra en ruimte levert meerwaarde op, zo is de veronderstelling. Maar hoe hoog is die meerwaarde en in welke factoren zit die precies? Je legt infra- en ruimte-analyses naast elkaar en constateert vervolgens dat die moeilijk te vergelijken zijn. Hoe nu? Anne Marel Hilbers, promoveert op een studie naar ‘consensus over de manier waarop je integrale infra- en gebiedsontwikkeling evalueert’.
Voor het evalueren van inframaatregelen hebben we een krachtig instrument: de MKBA, stelt Hilbers. De MKBA vertaalt de kosten en baten van infrastructuur in ‘harde’ economische vorm. Effecten op de ruimte, zoals natuur of leefbaarheid, zijn ‘zachter’ en vaak niet eenvoudig te monetariseren. Bovendien worden ze op andere manieren uitgevoerd, bijvoorbeeld door de Multi Criteria Analyse. “Dus, als we willen weten wat de meerwaarde van een integrale aanpak is, zullen we ook een manier moeten vinden om integraal te evalueren”, aldus Hilbers.
"Als je onderzoek doet naar evaluatiemethoden is de MKBA een goed startpunt. Het mooie aan de MKBA is, dat het niet alleen financiële, maar ook niet-financiële effecten meeneemt. Maar dan vaak wel in de vorm van ‘generieke’ kengetallen over het effect op bijvoorbeeld de natuur of op de biodiversiteit. En dat heeft zijn beperkingen. Kengetallen zijn niet plaats-specifiek en zo blijf je dus met onzekerheden zitten en zijn deze waarden wat zwakker ten opzichte van andere harde resultaten in de MKBA. Ook is het een instrument met een sterk economisch karakter, gebaseerd op het nut voor de consument.”
Hilbers: “Samen met mijn onderzoeksteam maken we de stap van een economische waarde naar een meer ruimtelijke waarde, en van het effect op de consument naar die op de burger”. De vraag is vervolgens welke rol dit kan spelen in de MKBA, of dat je het er als een andere effectmeting naast zet. Het blijkt lastig om aan de intrinsieke methode van de MKBA - de economische waarde-effecten - te sleutelen. De vraag is ook of dit nodig is”.
Daarom wil Hilbers een stap maken van economische naar ruimtelijke evaluatie. “Infrastructuur heeft immers grote impact op de ruimte en vice versa. We vonden in onze zoektocht naar een vorm van integrale evaluatie, intussen drie dilemma’s”.
Ten eerste vereisen geïntegreerde projecten, zoals gezegd, andere evaluatie: traditioneel gebruikt evaluatie vaak harde cijfers voor de selectie van een ‘optimaal planalternatief’.
Ten tweede zie je in de praktijk dat een project vaak begint bij een probleemstelling, waarna direct naar oplossingen wordt toegewerkt. Bijvoorbeeld: we gaan een weg verbreden omdat de bereikbaarheid minder wordt. Wij stellen, doe eerst eens een stap terug: Kijk eens goed naar het gebied. Waar gaat het eigenlijk over?
De MKBA kan ook niet zo goed met een 0 situatie omgaan, het is altijd een vergelijk tussen hoe het nu is en wat een eventuele alternatieve toekomst zou kunnen zijn. Wij vertrekken vanuit het punt dat een ruimte of een gebied geen leegte is. Anders gezegd: Wat heeft het gebied zelf in potentie in zich en hoe gebruiken we dat?
Het derde dilemma is dat infra- en ruimtemaatregelen vaak weerstand oproepen bij publieke belanghebbenden. Dat kan zich vertalen in een negatief waardeoordeel over een project, waar je vervolgens weer mee moet dealen. Maar wat gebeurt er met die waarde als je de burger op een goede manier betrekt?"
Waardeprofiel
"We hebben hiervoor een start gemaakt met een zogenoemd ‘waardeprofiel’. We hebben intussen 2500 burgers gevraagd drie plekken in hun leefomgeving te markeren die ze waarderen en vervolgens gevraagd om 100 punten te verdelen over 12 waarden. Ook kunnen ze aangeven of ze die plekken willen behouden, verbinden, versterken of verbeteren. Op deze manier kunnen we tot waardeprofielen van een gebied komen, die, hoe zacht misschien ook, enige ‘kleur’ kunnen geven aan een kengetal, dan wel er meer of minder gewicht aan toekennen op die specifieke plek. Zo komen we mogelijk ook tot ‘acceptabele’, in plaats van ‘cijfermatig optimale’ planalternatieven."
De evaluatie van de ruimtelijke effecten van de ondertunneling A2 is een mooi voorbeeld van integraal evalueren, stelt Hilbers, “maar ook deze evaluatie is veelal gebaseerd op economische marktwerking en zegt niet direct iets over de integrale waarde van het gebied.”
Of en hoe we waardenprofielen kunnen integreren in een MKBA, weet Hilbers nog niet. “Dat zijn we aan het verkennen. De MKBA is een sterke tool en heeft zeker nut om zeer onverstandige maatregelen eruit te filteren, als een ‘bullshit detector’ zoals mijn promotor Jos Arts dat wel eens noemt. Maar je zou ook willen verfijnen en ruimtelijke waarden op een vergelijkbare manier willen meewegen.”
Ruimtebegroting
“Mijn volgende stap? Samen met de TU Delft bereid ik een experiment voor, waarbij we burgers vragen om een ruimtebegroting te maken. We laten mensen heel specifieke keuzes maken voor de inrichting van een gebied. We zijn benieuwd welke afwegingen mensen maken als ze ruimte moeten verdelen in plaats van geld. Dit experiment levert inzichten op met betrekking tot bewustwording ten aanzien van de opgaven waar de overheid voor staat, de keuzes die gemaakt moeten worden en de voor- en nadelen van de verschillende opties.”
Anne Marel Hilbers, promovenda aan de faculteit Ruimtelijke Wetenschappen, RUG
Reactie plaatsen •