We zitten hier goed achter de dijken….
Theo Reuzenaar, adviseur waterkeringen Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier: ‘Ik zag tientallen meters grote dassenburchten in de dijk gegraven. Volledig beschermd. Maar daarmee was de dijk wel zo lek als een mandje.'
Eeuwenlang beschermen dijken Nederlanders tegen hoog water. In Amerika heeft de iconische dijkwachter zelfs een naam: Hansje Brinker. Inderdaad, de jongen met de vinger. Maar welke vinger gebruikte hij? Een vermanende wijsvinger? Een opstandige middelvinger? Of gebruikt hij een goedkeurende duim?
Zo lang er dijken bestaan, bestaat er een overlegmodel. ‘Polderen’ noemen we dat. Dit polderen heeft inmiddels het imago gekregen van ‘eindeloos overleggen’. In deze 21ste eeuw, waarin alles snel-snel lijkt te moeten, waarin iedereen een mening heeft en waarin de overheid per definitie te langzaam werkt, heeft dit mooie werkwoord veel aan kracht verloren.
Sandy
Internationaal krijgen wij nog steeds goedkeurende blikken waar het onze kennis van het water betreft. In New York zijn Nederlanders tot in de hoogste kringen doorgedrongen om mee te helpen het gebied te behoeden voor een nieuwe orkaan Sandy. Ook Katrina ligt nog vers in het geheugen. En van recenter datum is de inzet van Nederlandse dijkinspecteurs, waaronder ikzelf, bij onze naaste buren in nood, Engeland.
Lof
Eenmaal terug uit Engeland ontdekte ik een discrepantie. Die is niet nieuw, maar even naar het buitenland en met een frisse blik naar je eigen land kijken, raad ik iedereen aan. Wereldwijd kregen wij lof. Zowel de waterschappen, Rijkswaterstaat als het bedrijfsleven konden het in de ogen van de wereld niet verkeerd doen. Althans, zo leek het in de media. Tegelijkertijd viel bij veel ingelanden de aanslag voor de Waterschapsbelasting op de mat. In diezelfde media werden de hoogte van die aanslag, maar ook nut en noodzaak van de waterschappen, traditioneel ter discussie gesteld. Ik zag een beeld van een gezin voor me. Glunderend nippend van hun koffie keken ze naar ‘onze jongens’ op het NOS-Journaal. Tijdens het journaal opende vader de stapel post van die dag. Bij de aanslag van het plaatselijke waterschap betrok zijn gezicht ernstig. Na het journaal pakte hij de avondkrant en las dat er weer Kamervragen waren gesteld over het nut van waterschappen….
Waterbewustzijn
Zoals ik in de kop boven dit stukje al suggereer: ‘We zitten hier goed achter de dijken’. Dit is op het eerste gezicht een positief stemmende gedachte. Ja, we zitten hier goed achter de dijken. Vanuit de zeebodem hebben we een van de welvarendste landen ter wereld opgebouwd. En een watersnood lijkt iets uit vervlogen tijden. Inderdaad, we hebben watermanagement in Nederland goed op orde. Het in maart verschenen rapport van de OESO bevestigde dit: we zijn een voorbeeld voor de wereld. Maar dat is geen reden om op onze lauweren te rusten. Nog steeds kunnen dijken afschuiven. Het besef dat er iets fout kan gaan, is bij de bewoners van de Lage Landen weggeëbd. In deze gemoedsrust schuilt een gevaar. Want het afslanken of zelfs opdoeken van de waterschappen levert direct problemen op. Waterschapswerk is een continuïteit. Elke dag weer bekijken, inspecteren, analyseren, verbeteren en onderhouden wij onze waterstaatkundige werken. Dat is een uniek specialisme.
Engeland
Waar een tekort aan waterbewustzijn toe kan leiden, ondervond ik aan den lijve in Zuid-Engeland. Jarenlang is daar te weinig aandacht besteed aan het beheren en onderhouden, inspecteren en verbeteren van waterwerken. En als het dan lang regent, gecombineerd met een aanhoudende aanlandige storm, dan zijn de gevolgen niet te overzien. Natuurlijk, Nederlanders hebben vele pompen geleverd. En dijkinspecteurs. Maar die pompen werden niet altijd even doordacht geplaatst.
Als dijkinspecteur ontdekte ik dat dezelfde organisatie die verantwoordelijk is voor droge voeten in Engeland, ook verantwoordelijk is voor natuurbehoud. En nadat er jarenlang weinig tot geen problemen waren met het water, waren de ecologische krachten in die organisatie steeds sterker geworden. Waar dat toe kon leiden, bleek wel tijdens mijn inspecties. Het water stroomde op veel plekken zowel over als door de dijken. Letterlijk zag ik tientallen meters grote dassenburchten in dijken gegraven. Beschermd en wel. Maar daarmee was de dijk wel zo lek als een mandje. Een dijk die bovendien niet op veiligheid werd geïnspecteerd.
Luisterend oor
Veel bewondering oogsten wij als inspecteurs van onze Engelse collega’s. Hoe wij dijken inspecteren, beheren, onderhouden, en daarbij verschillende belangen afwegen. Dat wij over eigen budgetten, een eigen keur (verordening met regels) en eigen belastingen beschikken. Dat wij als taakorganisatie in Den Haag altijd een luisterend oor vinden. Ja, in Engeland dachten ze dat wij nog steeds een enorm waterbewustzijn hadden. Jazeker, we zitten hier goed achter de dijken. Maar ‘dijken’ is wel een werkwoord. Een dagelijkse klus, waar veel energie en geld voor nodig is. Om een dichtbevolkt land met een enorme economische waarde te kunnen behouden. In dat licht is onze jaarlijkse waterschapsbelasting een relatief kleine, maar noodzakelijke verzekeringspremie. Ik denk dat Hansje Brinker een vermanende wijsvinger opstak naar de critici, een middelvinger naar de oprukkende zee en een duim naar zijn toesnellende waterschapscollega’s.
Auteur: Marieke Hut
Foto: Theo Reuzenaar
Reactie plaatsen •