Val op spoorwegovergang (VK 3/2013)
In Verkeerskunde 3/2013 gaat het in de rubriek Aansprakelijkheid over een fietsster die ten val is gekomen bij het oversteken van een spoorwegovergang. De weg kruiste het spoor in een scherpe hoek. Wie is beheerder van een spoorwegovergang, de wegbeheerder of de spoorwegbeheerder?
De feiten
Op 29 juli 1999 is een fietsster ten val gekomen bij het oversteken van een spoorwegovergang. De overweg was zo geconstrueerd dat de weg in een scherpe hoek het spoor kruiste. De overweg bestond uit betonnen binnenplaten en betonnen buitenplaten en tussen deze betonplaten waren rubberen groefvullingen aangebracht. Door de scherpe kruisingshoek konden fietsers bij het passeren van de overweg gemakkelijk met een wiel in de groef raken en ten val komen. Kort voordat de fietsster de spoorwegovergang passeerde, had het geregend, waardoor de rails en de betonnen platen glad waren geworden. Als gevolg van de scherpe hoek waarmee rails en weg elkaar kruisten, is de fietsster weggegleden en ten val gekomen. Zij heeft daarbij letsel opgelopen.
De fietsster vordert voor recht te verklaren dat de gemeente en de spoorwegbeheerder, Prorail, hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de geleden en nog te lijden schade. Grondslag van de vordering is allereerst de risicoaansprakelijkheid van art. 6:174 BW. De overweg was destijds zo geconstrueerd dat deze niet voldeed aan de –gelet op de ernst van de mogelijke gevolgen – strenge eisen die daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mogen worden gesteld. Als gevolg van de scherpe hoek die het fietspad maakte met de rails van de spoorweg, was de kans dat een fietser met één of meerdere wielen van zijn fiets bekneld zou raken en ten val zou komen, groter dan men mocht verwachten. Niettemin werd hiervoor niet gewaarschuwd. Wanneer er bijvoorbeeld met een bord was gewaarschuwd zou zijn voor het risico ten val komen, zou dit een fietser de mogelijkheid bieden om bij het passeren van de spoorwegovergang extra voorzichtigheid in acht te nemen.
Daarnaast wordt onrechtmatig handelen aan de vordering ten grondslag gelegd, waarbij verwezen wordt naar de zogeheten ‘Kelderluik’-criteria. De fietsster is van mening dat het nemen van maatregelen om ongeval te voorkomen relatief eenvoudig is. Dit zou onder meer blijken uit het gegeven dat de overgang ter plaatse is aangepast. Daarbij zijn nieuwe betonplaten en groefvullingen aangebracht. Niettemin hebben deze aanpassingen niet geleid tot een oplossing van de problemen. De fietsster stelt dat er meerdere valpartijen ter plekke hebben plaatsgevonden en dat de overweg waar het ongeval heeft plaatsgevonden korte tijd na het ongeval is opgeheven en vervangen door een nieuwe overweg die op enige afstand van de originele locatie ligt. De belangrijkste reden hiervoor zou zijn het terugdringen van het aantal ongevallen.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat een spoorwegovergang valt onder de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de spoorwegbeheerder en de wegbeheerder. De belangen van de spoorwegbeheerder en de wegbeheerder gaan grotendeels gelijk op. Beiden hebben belang bij een zo veilig mogelijke overgang. Het beheer van het spoorwegnet met de daarin aanwezige overgangen is opgedragen aan de spoorwegbeheerder, terwijl de Staat eigenaar is. Sinds 1 januari 2005 is Prorail spoorwegbeheerder. De bepaling van de civielrechtelijke aansprakelijkheid van de spoorwegbeheerder ten aanzien van gebreken aan de spoorwegovergang en de spoorweginfrastuctuur is neergelegd in art. 8:1661 lid 2 BW jo 6:174 BW. Artikel 8:1661 lid 2 BW bepaalt dat de aansprakelijkheid op grond van art. 6:174 BW ten aanzien van de spoorweginfrastructuur rust op de beheerder.
De beheerder van spoorweginfrastructuur is gedefinieerd als de beheerder bedoeld in art. 1 onder h Spoorwegwet dan wel, indien die bepaling niet van toepassing is, degene die de spoorweginfrastructuur ter beschikking stelt. Onder spoorweginfrastructuur wordt onder meer begrepen: gelijkvloerse kruisingen, met inbegrip van inrichtingen ter verzekering van de verkeersveiligheid, installaties voor veiligheid, het seinwezen en verlichtingsinstallaties die nodig zijn voor de afwikkeling en de veiligheid van het verkeer, maar ook bermen, hagen, hekken en taludbekledingen. Prorail is verantwoordelijk voor het onderhoud van de rails, de overwegbevloering, de schrikhekken en de beveiligingsinstallatie. Onder de beheerstaak valt ook het functieherstel na storingen, de vervanging/vernieuwing van onderdelen en renovatie.
De wegbeheerder is verantwoordelijk voor het onderhoud van de aan de spoorwegovergang grenzende openbare weg tot aan de overwegbevloering, inclusief de daarbij behorende infrastructuur, zoals de verkeersborden in de eigen berm. De wegbeheerder moet immers zorgen voor adequate bebording waardoor de weggebruiker tijdig wordt geattendeerd of de nadering van de spoorwegovergang, aldus ‘Aansprakelijkheid van de wegbeheerder’ uitgegeven door de ANWB.
De fietsster heeft gesteld dat zij op de spoorwegovergang ter hoogte van de spoorwegrails is gevallen, doordat de overwegbevloering en de rails nat waren ten gevolge van de regen. Dit betekent naar oordeel van de rechter dat de fietsster niet-ontvankelijk in haar vordering jegens de gemeente, nu deze slechts verantwoordelijk is voor het onderhoud van de openbare weg grenzend aan de overwegbevloering.
Aansprakelijkheid
Over de aansprakelijkheid van de spoorwegbeheerder overweegt de rechtbank het volgende. Vaststaat dat destijds de spoorwegovergang na werkzaamheden in 1996 in goede conditie verkeerde. Dit is ook bij controlebezoeken daarna vastgesteld. Er is dan ook geen sprake van verzakkingen of oneffenheden die het fietsen over de spoorwegovergang bemoeilijkten en die gevaar opleverden voor weggebruikers, zoals fietsers. Vervolgens is de vraag of deze in goede conditie verkerende kruising van de spoorwegovergang met de weg een groter gevaar voor fietsers in het leven riep dan waarop een ‘normaal mens’ bedacht moet zijn. Naar oordeel van de rechtbank is dat niet het geval.
Met behulp van een geometrische driehoek heeft de rechtbank vastgesteld dat het spoor de rijksweg met een hoek van 23 graden kruist. Onbetwist is dat de spoorstaven dwars gemeten circa 7 cm breed zijn. Niet gesteld noch gebleken is dat de fietsster met haar fiets is komen vast te zitten tussen de overwegbevloering en de rails, maar is uitgegleden en dan is het onduidelijk of dit over alleen de overwegbevloering was of over de overwegbevloering én de rails. Ervan uitgaande dat rails mede een rol heeft gespeeld, heeft Prorail terecht aangevoerd dat, indien men de spoorstaven haaks met een hoek van 90 graden zou oversteken, dit samen 14 cm zouden beslaan. Bij een hoek van 23 graden zou dit circa 9 cm ofwel een totaal van 18 cm beslaan bij het oversteken van de spoorwegovergang.
Oordeel van de rechtbank
Dit betekent, zo oordeelt de rechtbank dat, indien men normaal en voorzichtig fietst bij een goed zicht, en dat moet daar zijn geweest op dat moment, want het was overdag, een fietser de spoorwegovergang zonder problemen moet kunnen oversteken, zeker als men rustig fietst en de rails in een wat mindere schuine hoek passeert. Ter vergelijking, wanneer bij de huidige spoorwegovergang de hoek tussen de rails en de weg circa 75 graden bedraagt, zal men ook dan bij nat weer kunnen vallen, maar ook daarvoor hoeft Prorail niet te waarschuwen, nu het voor de hand ligt dat zo’n spoorwegovergang bij nat weer glibberig is. Van de weggebruiker mag dan worden verwacht zo’n spoorwegovergang met de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid over te steken en dat heeft de fietsster blijkbaar achterwege gelaten. Dat zij niet bekend was in de omgeving verandert daar niets aan. Eerder zou men in zo’n geval nog grotere voorzichtigheid verwachten bij het oversteken van een spoorwegovergang dan bij nat weer. De vordering wordt afgewezen.
Rechtbank Almelo 9 januari 2008
De volledige uitspraak is gepubliceerd in Verkeersrecht 2009/44 en is te vinden op rechtspraak.nl (LJN BC4628)
Auteur: Margriet Verhoog
Reactie plaatsen •