Omgewaaide boom (VK 4/2013)

maandag 24 juni 2013
timer 14 min

In Verkeerskunde 4/2013 gaat het in de rubriek Aansprakelijkheid over de bestuurder van een scooter, die tegen een omgewaaide boom op een fietspad reed. Vanwege een storm vond de brandweer het te gevaarlijk om de  boom 's nachts te verwijderen. De politie heeft het fietspad afgezet en een bord 'verboden toegang' geplaatst. In de vroege ochtend rijdt de scooter tegen de boom.  De scooterrijder  heeft de gemeente, de brandweer en de politie aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het ongeval. Wie is aansprakelijk? 

De feiten
In de nacht van 30 augustus 2010 is een boom, die aan de waterkant stond, omgewaaid. Deze boom is schuin over het fietspad tegen een lantarenpaal terechtgekomen. Als gevolg van de val heeft de scooterrijder blijvend letsel opgelopen. Na een melding van een wijkbewoner zijn de politie en de brandweer om circa 1.00 uur ter plaatse gekomen. De bevelvoerder van de brandweer die nacht vond het vanwege de storm te gevaarlijk om de boom op dat moment te verwijderen. Op verzoek van de brandweer heeft de politie vervolgens het deel van het fietspad waar de omgevallen boom lag aan weerszijden - op ruime afstand van de boom - afgezet door middel van het spannen van dubbel rood/wit-lint met daarop de tekst:"POLITIE HAAGLANDEN VERBODEN TOEGANG".


Om circa 6.00 uur is de scooterrijder op het betreffende fietspad met zijn scooter tegen de over het fietspad hangende boom gereden, waardoor hij ten val is gekomen. Ten tijde van het ongeval reed hij met een snelheid van circa 45 km/u. Het lint dat door de politie was gespannen aan de zijde van waaruit de scooterrijder de boom tegemoet reed was losgeraakt of doorgesneden en zat nog slechts aan één kant bevestigd. Na het ongeval is de boom verwijderd.


De scooterrijder  heeft de gemeente, de brandweer en de politie aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het ongeval. De aansprakelijkheid is door alle aangesprokenen van de hand gewezen.

De gemeente is aansprakelijk gesteld op grond van artikel 6:174 BW juncto artikel 6:162 BW, nu de betreffende - buiten de bebouwde kom gelegen - weg niet voldeed aan de daaraan te stellen eisen. Immers, aan die weg stond een boom die niet goed was onderhouden en gesitueerd, als gevolg waarvan deze in stormachtig weer kon omwaaien. Hierdoor is een gevaarlijke situatie gecreëerd, welk gevaar zich ook heeft verwezenlijkt.


Andere maatregelen
De brandweer en de politie zijn volgens de scooterrijder aansprakelijk op grond van artikel 6:162 BW, omdat met het enkel spannen van afzetlint onvoldoende adequate actie is ondernomen om het bestaande gevaar af te wenden. In de gegeven omstandigheden - er was sprake van een storm en ten tijde van het ongeval was het zo donker dat de omgevallen boom niet zichtbaar was - hadden andere maatregelen genomen moeten worden, zoals het plaatsen van dranghekken en/of knipperlichten of het aanwezig laten zijn van constante bewaking. In de periode tussen 1.00 uur en 6.00 uur had bovendien elk uur bekeken moeten worden of de weersomstandigheden zodanig waren gewijzigd dat de boom alsnog kon worden verwijderd en in ieder geval had op regelmatige basis gecontroleerd moeten worden of de afzetlinten er nog hingen. Dit hebben de brandweer en de politie echter nagelaten. Door het aldus laten voortbestaan van een intrinsiek gevaarlijke situatie hebben zij onrechtmatig gehandeld.

De beoordeling
Ten aanzien van de aansprakelijkheid van de gemeente oordeelt de rechtbank als volgt. Met de gemeente is de rechtbank echter van oordeel dat artikel 6:174 BW geen toepassing kan vinden, indien de gestelde gebrekkigheid van de weg enkel bestaat in de aanwezigheid op of over de weg van een omgevallen boom. Een omgevallen boom maakt de weg als zodanig niet gebrekkig, zodat de gemeente niet op grond van artikel 6:174 BW aansprakelijk kan zijn.

Subsidiair stelt de scooterrijder dat de gemeente op grond van artikel 6:162 BW onrechtmatig heeft gehandeld. Allereerst stelt hij dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld doordat zij de boom niet tijdig nadat deze was omgewaaid heeft verwijderd. Voorts heeft hij erop gewezen dat de gemeente moet hebben geweten dat er op het fietspad een omgevallen boom lag. De gemeente erkent dat zij als wegbeheerder de taak heeft om op te treden wanneer bij haar een gevaarlijke situatie wordt gemeld. In verband daarmee heeft de gemeente een noodnummer ingesteld waarop de gemeentelijke calamiteitendienst kan worden bereikt. De gemeente heeft, zo blijkt uit het logboek van de calamiteitendienst, geen melding van de omgevallen boom ontvangen. Pas na het ongeval is de gemeente door de politie op de hoogte gesteld van de situatie.

In het licht van het voorgaande is de rechtbank van mening dat de scooterrijder zijn stelling  dat de gemeente reeds vóór het ongeval bekend was met de omgevallen boom onvoldoende onderbouwd, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de gemeente op het moment van het ongeval niet op de hoogte was van de omgevallen boom. Bovendien is gesteld noch gebleken dat de gemeente reeds voor het ongeval op de hoogte had behoren te zijn van de omgevallen boom. Gelet hierop kan de gemeente niet worden verweten dat zij voorafgaand aan het ongeval de omgevallen boom had moeten verwijderen en is zij op die grond niet aansprakelijk.

Slecht onderhoud aan de boom

Voorts betoogt de scooterrijder dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld, omdat zij haar zorgplicht heeft geschonden ten aanzien van het onderhoud van de betreffende boom. De gemeente had de betreffende boom tijdig (nog voordat deze kon omwaaien) moeten verwijderen. Volgens de scooterrijder was de boom door slecht onderhoud kennelijk zodanig zwak en stond deze op een zodanige plek dat de boom ten gevolge van windstoten kon omwaaien.

De rechtbank gaat hieraan voorbij nu tussen partijen niet in geschil is dat de brandweer om 1.00 uur de omgevallen boom niet heeft verwijderd, omdat dat vanwege de storm te gevaarlijk was. Bovendien blijkt uit de door verweerders in het geding gebrachte krantenartikelen, het rapportoverzicht van de brandweer van 29 en 30 augustus 2010 en de meteorologische gegevens van 30 augustus 2010 dat in de gehele regio Haaglanden, waar ook het fietspad onder valt, sprake is geweest van een storm. In een van de krantenartikelen staat onder meer vermeld: 'Bij de brandweer in de regio Haaglanden kwamen ongeveer 250 meldingen binnen over stormoverlast. Niet alleen over omgewaaide bomen, maar ook werden dakbedekking en lichtreclames vernield. Bomen die niet tegen de harde wind bestand waren, raakten auto's, gebouwen en tramleidingen.'

De omstandigheid dat de boom is omgewaaid, levert dan ook geen onderbouwing van de stelling dat de boom onvoldoende is onderhouden door de gemeente. De gemeente heeft dit bestreden, onder verwijzing naar een verklaring van een medewerker groenbeheer. In diens verklaring geeft de medewerker aan dat de bomen in de gemeente "met regelmaat" worden gesnoeid en dat de bomen aan de bewuste straat "een specifieke aandacht" hadden, "omdat het verkeer vlak langs de bomen rijdt". Ook heeft hij naar aanleiding van een door hem ná het ongeval uitgevoerde inspectie verklaard: "Ik heb wel gekeken hoe de andere bomen erbij stonden en naar aanleiding daarvan weet ik dat het niet om een slechte of zieke boom ging".

In het licht van het door de gemeente gevoerde verweer heeft de scooterrijder niet nader onderbouwd dat de aan de boom te besteden zorg verwijtbaar onvoldoende is geweest. Onder de gegeven omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding om te veronderstellen dat van slecht onderhoud door de gemeente sprake is geweest. Evenmin is gebleken dat de betreffende boom in een slechte staat verkeerde.

Gezien het voorgaande kan niet worden aangenomen dat de gemeente in strijd heeft gehandeld met de op haar als eigenaar van de boom rustende zorgplicht. Ter zitting heeft de scooterrijder nog betoogd dat de gemeente de boom niet zo dicht naast de waterkant had mogen plaatsen. Hij baseert dit op de verklaring van de medewerker groenbeheer, die heeft aangegeven dat de wind de boom heeft doen bewegen waardoor er een waterfilmpje heeft kunnen ontstaan, waardoor de boom los raakt van de standplaats. Daardoor wordt de boom instabiel en kan deze omwaaien. Gesteld noch gebleken is dat de gemeente hiervan voor het ongeval op de hoogte was of behoorde te zijn, zodat de rechtbank reeds om die reden niet inziet waarom de gemeente in verband hiermee een verwijt kan worden gemaakt.
 

Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat de gemeente niet op grond van artikel 6:174 BW dan wel artikel 6:162 BW aansprakelijk is voor de schade die door het omvallen van de boom is veroorzaakt.

Verlichting fietspad
Ten slotte heeft de scooterrijder aangevoerd dat ten tijde van het ongeval de verlichting van het fietspad niet werkte. Hij heeft gesteld dat de gemeente, maar ook de brandweer en de politie actie hadden moeten ondernemen op het moment dat de verlichting van het fietspad uitviel. In verband hiermee overweegt de rechtbank als volgt. De verweerders hebben weersproken dat de verlichting ten tijde van het ongeval niet werkte. De scooterrijder heeft zijn stelling ook op geen enkele wijze aan de hand van stukken onderbouwd. Bovendien heeft hij ter zitting erkend dat hij zich niet meer kan herinneren of de verlichting van het fietspad ten tijde van het ongeval in werking was. De rechtbank gaat daarom aan deze stelling voorbij en neemt als vaststaand aan dat de straatverlichting het naar behoren deed. Dit leidt ertoe dat de gemeente (en evenmin de brandweer en de politie) in verband hiermee geen verwijt kan worden gemaakt, zodat van aansprakelijkheid op deze grond geen sprake kan zijn.

Voor wat betreft de aansprakelijkheid van brandweer overweegt de rechtbank het volgende:
Kort weergegeven, stelt de scooterrijder zich op het standpunt dat de brandweer en de politie aansprakelijk zijn op grond van artikel 6:162 BW, omdat zij onvoldoende maatregelen hebben genomen om het door de omgevallen boom ontstane gevaar af te wenden. De rechtbank stelt voorop dat niet in geschil is dat de bevelvoerder van de brandweer, gelet op de extreme weersomstandigheden en de veiligheid van de brandweerlieden, het te gevaarlijk heeft gevonden om de boom rond 1.00 uur in de betreffende nacht te verwijderen. De brandweer heeft de politie vervolgens gevraagd om het deel van het fietspad waar de omgevallen boom lag af te zetten. Hiermee heeft de brandweer naar het oordeel van de rechtbank adequaat gehandeld. Nu de afzetting door de politie is gedaan, kan de brandweer in verband daarmee niet aansprakelijk worden gehouden.

Voorts is de rechtbank van oordeel dat de brandweer zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er voor haar geen taak meer was om gedurende de nacht in de periode tussen 1.00 uur en 6.00 uur terug te keren om te controleren of de weersomstandigheden zodanig waren gewijzigd dat de boom wellicht wel veilig kon worden verwijderd. De scooterrijder heeft betoogd dat de storm in die periode was gaan liggen en dat het voor de brandweer mogelijk was geweest om de omgevallen boom reeds voor het ongeval te verwijderen. De rechtbank is echter van oordeel dat de brandweer, nu de politie voor de afzetting zorg zou dragen, er vanuit mocht gaan dat de politie op een afdoende wijze zou waarschuwen voor de omgevallen boom. De rechtbank concludeert dan ook dat de brandweer heeft gehandeld in overeenstemming met de op haar rustende verantwoordelijkheid.

Over de aansprakelijkheid van de politie overweegt de rechtbank als volgt.

De politie heeft voor de afzetting zorg gedragen. De vraag of de politie onder de gegeven omstandigheden op een voldoende wijze voor de omgevallen boom heeft gewaarschuwd, dient te worden beantwoord aan de hand van de Kelderluik-criteria. Daarbij komt in het onderhavige geval bijzondere betekenis toe aan het feit dat de politie de gevaarlijke situatie niet zelf in het leven heeft geroepen.

De rechtbank stelt voorop dat een omgevallen boom, die de vrije doorgang van een fietspad belemmert, onmiskenbaar een gevaar oplevert, waarbij een reële kans op schade bestaat. Voor een dergelijk gevaar dient de politie, nu zij dit als haar taak op zich had genomen, naar behoren te waarschuwen.


De politie heeft het fietspad aan beide kanten en op ruime afstand van de boom afgezet door middel van het spannen van dubbel rood/wit-lint. De rechtbank is van oordeel dat van de politie onder de gegeven omstandigheden niet kon worden verlangd dat zij verdergaande maatregelen nam. De rechtbank acht daartoe het navolgende redengevend.

  • Ten eerste geldt dat de omgevallen boom niet over een autoweg, maar over een overzichtelijk fietspad lag, zodat de politie de kans op ongevallen als gering mocht inschatten. De omgevallen boom bevond zich op een recht fietspad, waardoor de boom reeds vanaf geruime afstand zichtbaar was voor naderende (brom)fietsers.

  • Ten tweede is van belang dat de maatregelen, gegeven de omvang van de boom, uitsluitend een waarschuwende functie hadden gedurende de periode dat het donker was. Daarbij speelt overigens een rol dat de verlichting van het fietspad ten tijde van het nemen van de maatregelen door de politie in werking was en de politie met deze omstandigheid rekening mocht houden bij het nemen van maatregelen.

  • Ten derde mocht de politie ervan uitgaan dat er gedurende de donkere uren in een stormachtige nacht weinig mensen op straat zouden zijn. Bovendien mag van verkeersdeelnemers die zich tijdens of na een stormachtige nacht op de weg begeven een hoge mate van voorzichtigheid worden verwacht en dienen zij bedacht te zijn op de aanwezigheid van obstakels die ten gevolge van de storm op de weg terecht zijn gekomen, waaronder afgewaaide takken, maar ook omgewaaide bomen. Dit geldt temeer wanneer het, zoals in het onderhavige geval, nog donker is. De politie mocht er derhalve vanuit gaan dat de scooterrijder de nodige oplettendheid zou betrachten.

  • Ten vierde is van belang dat de waarschuwingsmaatregelen in de nachtelijke uren, gedurende een storm, moesten worden genomen. Die storm was op dat moment zodanig dat de brandweer het te gevaarlijk vond om de omgevallen boom te verwijderen. Door de storm en door het nachtelijke tijdstip was de politie beperkt in haar mogelijkheden bij het nemen van maatregelen.

Gezien het voorgaande mocht de politie volstaan met het spannen van waarschuwingslinten, zoals zij heeft gedaan. Van onzorgvuldig handelen van de politie is geen sprake. Het feit dat het door de politie aangebrachte afzetlint aan één zijde is losgeraakt of losgehaald, betreft een omstandigheid die de politie niet valt toe te rekenen. Gesteld noch gebleken is immers dat het lint is losgeraakt door ondeugdelijke bevestiging door de politie.

De scooterrijder heeft aangevoerd dat de politie verdergaande maatregelen had moeten nemen, zoals het plaatsen van dranghekken en knipperlichten, of zorgen voor constante bewaking, dan wel regelmatige controle of het afzetlint er nog hing en of de boom niet kon worden verwijderd. Gezien hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, kon van de politie niet worden verlangd dat zij de genoemde maatregelen nam. In aanvulling daarop overweegt de rechtbank nog als volgt. De politie heeft allereerst onbestreden gesteld dat dranghekken en knipperlichten in de nachtelijke uren niet voorhanden waren. Maar zelfs wanneer zulks het geval was geweest, dan was de plaatsing van dranghekken en knipperlichten naar het oordeel van de rechtbank onder de gegeven omstandigheden (te) gevaarlijk.

Gezien de ernst van de storm ter plaatse hadden hekken en/of knipperlichten door windstoten kunnen weg- of omwaaien, waardoor zij juist een (nieuw) gevaar hadden doen ontstaan. Het gespannen lint is nu juist bestand tegen stormachtige omstandigheden, zoals de politie onbestreden heeft gesteld. De scooterrijder heeft ook niet onderbouwd dat het plaatsen van dranghekken en knipperlichten onder de gegeven omstandigheden verantwoord was, terwijl dit wel op haar weg had gelegen.

Het verzorgen van permanente bewaking of een regelmatige controle kon onder de gegeven omstandigheden evenmin van de politie worden gevergd. Daarbij is in het bijzonder van belang het onder de gegeven omstandigheden als gering te kwalificeren risico op (ernstige) ongevallen ten gevolge van de omgevallen boom tegenover de (hoge) kosten die gemoeid zijn met de voorgestelde maatregelen (nog los van de praktische uitvoerbaarheid daarvan).

Voorts is de rechtbank van oordeel dat van de politie evenmin gevergd kon worden dat zij gedurende de nacht in de periode tussen 1.00 uur en 6.00 uur regelmatig controleerde of de weersomstandigheden zodanig waren gewijzigd dat de boom veilig kon worden verwijderd. Het is immers niet aan de politie om dit te beoordelen, nu het niet tot haar takenpakket behoort om omgevallen bomen te verwijderen.

Gezien het voorgaande kan de politie niet op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk worden gehouden. De ter zitting ingenomen stelling dat de gemeente voor het handelen van de brandweer en de politie aansprakelijk is, kan onbesproken blijven nu de brandweer, noch de politie aansprakelijk is.


Conclusie
De rechtbank concludeert tot afwijzing van de vordering van de scooterrijder.

Rechtbank ’s-Gravenhage 25 februari 2012, BZ3900

 
Auteur: Margriet Verhoog

verkeerskunde artikel
mail_outline

Aanmelden voor de nieuwsbrief

Reactie plaatsen

Beperkte HTML

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd> <h2 id> <h3 id> <h4 id> <h5 id> <h6 id>
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Lazy-loading is enabled for both <img> and <iframe> tags. If you want certain elements skip lazy-loading, add no-b-lazy class name.