Met Pensioen: Verkeersmanager Peter-Jan Kleevens gooit de haren los
Peter-Jan Kleevens
40 jaar werkte hij als verkeersmanagementspecialist. Eerst in Amsterdam, daarna lange tijd in de gemeente Utrecht. Waarom? Wat dreef hem, hoe kijkt hij terug? Welke ontwikkelingen zag hij? En welke kant zou het op kunnen, of moeten gaan? Een gesprek met Peter-Jan Kleevens, vader, musicus en collega. Drie rollen die hij jarenlang met hart en ziel combineerde. Hij verlaat het vakgebied als collega, maar trad op 29 oktober en op 4 februari met evenveel plezier, zelfs samen met dochter Franka, als musicus op tijdens het Nationaal verkeerskundecongres 2020.
Nettie Bakker
Peter-Jan, we mogen tutoyeren. Bij je digitale afscheidsbijeenkomst op 16 november vorig jaar droeg je hetzelfde gewaagd bonte overhemd dat je droeg toen je vanuit Amsterdam, ging solliciteren in Utrecht. Je toenmalige baas herinnerde zich het shirt als de dag van gisteren, evenals zijn eerste indruk van jouw lange haren. Wat herinner jij je van jouw beginperiode? Waarom verkeersmanagement? Wat waren je ambities? En wat trof je aan?
“Sowieso was verkeersmanagement niet mijn eerste opleidingskeuze, maar ik zocht een opleiding waarvan ik zeker wist dat ik er werk in zou vinden. En, waarmee ik eventueel ook in het buitenland, liefst de tropen, terecht zou kunnen. Ik heb mijn eerste dertien jaar namelijk doorgebracht in Nieuw Guinea en Singapore, vandaar mijn hang naar die landen.
Het werd de VerkeersAcademie Tilburg (VAT). Gaandeweg de studie vond ik het zo leuk worden, met name de verkeersregel- en managementtechnieken. Programmeren deed ik als hobby al graag, ook vanuit de muziekwereld. In die tijd moest je al je synthesizergeluiden zelf bedenken en programmeren, herinner ATARI’s, etcetera.."
Tijdens mijn afstuderen had ik al contact met Amsterdam, één van mijn afstudeerbegeleiders was Frans Middelham, toenmalig hoofd van de VerkeersRegelEenheid (VRE). Ik kon er na mijn studie meteen aan de slag, in een hagelnieuw team met allemaal enthousiaste, creatieve ‘uitvinders’. Wat een gaaf begin van je vak. Ik heb het daar ook écht in de praktijk geleerd. Niet alleen het VRI- programmeren, ook kruispuntontwerp, nog met Rotring pennen, clothoïde bogen en radeermesjes op calque papier. Onze enige ambitie was zo goed mogelijke regelingen maken. Het ‘gewaagde’ overhemd met panterprint dat ik bij mijn afscheid droeg, droeg ik ook bij mijn sollicitatie naar mijn toen toekomstige baan in Utrecht. Ik zat eigenlijk lekker in Amsterdam toen ik werd gevraagd om naar Utrecht te komen> Ik hoefde niet persé. Dus had ik zoiets: ‘laat ik gewoon lekker mezelf blijven’. Het weerhield ze niet in Utrecht.”
Wat waren de grote veranderingen in het vakgebied die je zag en in welke transitie zit het vakgebied nu?
”Ik denk dat één van de grootste veranderingen de overgang was van fabrieksafhankelijk specificeren naar algemeen fabrieksónafhankelijk specificeren. Eérst in TRAFCOL en later in CCOL. Met daarbij natuurlijk de bijhorende interfacing naar de fabrieksmachines. In die tijd was je een Nederland Haarlem-stad of een Siemens-stad of iets anders en ook dan deed je alleen zaken met die ene, bepaalde fabrikant. Het grote voordeel van TRAFCOL, en later CCOL, was dat je niet meer alle verschillende programmeertalen en processen hoefde te kennen. En dat alles goedkoper zou worden omdat je verschillende fabrikanten om offertes kon vragen. Dat laatste heb ik altijd zeer betwijfeld, de relaties met de fabrikanten werden duidelijk zakelijker en harder. Er was geen vanzelfsprekendheid meer. Alles, ieder onderdeel en iedere minuut werden berekend. Ik wil toegeven, dat ik nog regelmatig met weemoed terugdacht naar de tijd dat je samen met ‘je’ fabrieksmaatje aan het puzzelen was over een vastloper. Of iets moois aan ‘t bedenken was.
Een andere grote verandering was het hele standaardisatieproces. In de begintijd had iedere VRI-programmeur wel zijn eigen programmeer-uitvindinkjes en -vondstjes, die natuurlijk altijd het beste waren. Dat is voor het beheer van de programma’s niet erg handig omdat andere programmeurs jouw ‘specs’ moeilijk konden lezen om er vervolgens ook weer hun eigen draai aan te geven. Daarnaast bood standaardisatie de mogelijkheid tot het ontwikkelen van programma-generators, eigenlijk in het begin niet veel meer dan wat we al deden: ‘copy / paste’ uit je eigen regelingen voor een volgend project. Maar doordat het ‘lopende-band’ deel van het programmeren nu door generators werd overgenomen, bleef er wel meer tijd over om echte verkeerskundige oplossingen voor bepaalde en nieuwe uitdagingen te bedenken.
Vele fabrikanten en ook adviesbureaus zagen hiermee ook een nieuwe markt voor wegbeheerders die zelf niet wilden of konden programmeren en bouwden generators waarmee complete regelingen bij wijze van spreken na een ‘druk op de knop’ voor handen waren. Echt maatwerk was daarbij soms nog wel een puntje van discussie.
Verkeersregelingen waren vooral een lokale oplossing en zo nu en dan werd er wel een gecoördineerde streng geprogrammeerd maar het oplossingsgebied op straat was altijd redelijk gelijk aan het probleemgebied. Daarmee kon lange tijd adequaat verkeersmanagement gepleegd worden. Ondertussen bleef het vakgebied zich ontwikkelen richting het GebiedsBerichtBenutten (GGB) en later naar het Gecoördineerd Netwerkgericht Verkeersmanagement (GNV). Binnen deze filosofieën wordt het oplossingsgebied vele malen groter dan het probleemgebied en worden omliggende netwerken (zelfs van naburige wegbeheerders) ingezet om mee te helpen met het managen van elkaars verkeer. VRI’s bleven een centrale en cruciale rol spelen maar de besturing ervan verplaatste zich van vanaf een VRI-centrale naar vanuit een Netwerk Management Systeem (NMS). Een systeem waarin op basis van vele verschillende datastromen en regelalgoritmes, diverse verschillende onderdelen van de verkeersmanagementketen worden aangestuurd.
En nog een belangrijke ontwikkeling is natuurlijk de komst van de iVRI. Ik hoef daar , denk ik, niet veel over te zeggen, we zitten midden in die ontwikkelingen en uitrol. Er zijn verschillende flinke discussies over die ik hier niet ga herhalen. Het enige wat ik kwijt wil is dat het de wegbeheerder die graag zelf de VM-touwtjes in handen houdt, best moeilijk wordt gemaakt en regelmatig min of meer gedwongen wordt zaken uit handen te geven, waarbij ook druk vanuit het ministerie niet wordt geschuwd.”
Binnen je werk had je ook een gekoesterde nevenfunctie: voorzitter van het bestuur van ‘De Gebruikersdagen’. Gestart als kennis- en ervaringsuitwisselingsdagen voor gebruikers van Vialis-verkeersmanagementsystemen, maar gaandeweg een begrip en druk bezochte kennisdag voor verkeersmanagementexperts in brede zin. Hoe kijk je daarop terug? Wat maakt deze dagen zo bijzonder?
“Ja…, daar ben ik vanaf dag één bij betrokken geweest als bestuurslid, later dan ook als voorzitter, vele jaren lang. Wat zo bijzonder is aan deze club is dat vanaf het begin de achterliggende gedachte van het programma was dat dit samengesteld werd door de gebruikers. Dit, ondanks dat Vialis de hele boel hoste en dus ook betaalde. Wij werden niet betaald hoor, maar wel de vergaderruimtes, de lunches, etcetera. Het bestuur bestond altijd uit minimaal drie wegbeheerders en twee mensen van Vialis. Gezamenlijk ontwierpen we steeds weer de inhoudelijke programma’s van iedere gebruikersdag. We probeerden daarbij op de actualiteiten in te spelen maar legden ons oor ook goed te luister bij collega-wegbeheerders om te voelen wat er allemaal leefde op het VM-gebied. Vialis kreeg zeker een momentje op de dag om iets te vertellen over een product of onderwerp, maar daar bleef het dan ook bij. Tot nu toe is er geen enkele andere gebruikersdag die zó is ingericht waarbij de hostende leverancier zo’n ‘nederige’ rol speelt. Een unicum. Gaandeweg werden de onderwerpen ook breder omdat het vakgebied breder werd (zie ook de ontwikkelingen die ik hierboven beschreef) maar we schuwden toch niet om er zo nu en dan weer eens een lekker technisch dagje van te maken. Ook dat werd dan weer met open armen ontvangen bij de bezoekende collega’s.
Als je terug kijkt op je werkveld, wat zou je dan nog willen zeggen?
“Tja, het is volop in beweging. Wat ik mee wil geven is dat je als wegbeheerder / verkeersmanager nooit uit het oog moet verliezen waaróm je voor een bepaald product of methode kiest. Te vaak heb ik gezien dat het middel tot doel werd verheven en, nog erger, dat beslissingen en keuzes vooral ‘money driven’ waren. Er is weer eens een ‘dikke’ subsidiepot beschikbaar en we hollen er met z’n allen achteraan. Terwijl het stof van de afgelopen gesubsidieerde ontwikkeling nog niet eens is neergedaald.
Ik wens het vakgebied nu eens een paar jaar rust en consolidatie toe. Kijk wat je nu hebt en probeer daar zo goed mogelijk mee te werken. Zorg dat al het beheer en onderhoud, zowel technisch als verkeerskundig, perfect op orde is en goed ingebed in jouw organisatie. Maak in de loop van de komende jaren een lijst met wat je écht mist of wat je graag zou willen hebben en spreek landelijk met elkaar af dat je eens in de zoveel tijd de balans opmaakt en met elkaar bepaalt welke ontwikkelingen aan de beurt zijn. Het LVMB, het landelijk verkeersmanagement beraad, zou hier een mooie rol in kunnen spelen, als ze zich écht volledig onafhankelijk kunnen opstellen…..
Je hoort bij vakbroeders toch nog steeds wel eens wat gemopper over ‘Ja, dat wil de wethouder’, of ‘dat wil de politiek, maar hoe kunnen ze dat nou doen?’ Vergis je niet, je bent onderdeel van dat ambtelijk apparaat en in de meeste gevallen (enkele eigenheimers uitgezonderd) laten politiek en wethouders zich heel goed informeren door hun ambtelijke achterban. Zéker nu verkeersmanagement echt ‘hot’ is. Blijf proberen om je mening binnen je organisatie goed en gefundeerd te ventileren en bel desnoods gewoon die wethouder een keer op als je intern wordt ‘tegengewerkt’. Het is ook maar een gewoon mens van vlees en bloed.”
Thuis. Wat tijdens je afscheid duidelijk werd, is dat je – hoe enthousiast ook - paal en perk stelde aan je werk, om vooral ook volop van je gezin te genieten. Je dochter memoreert je stipte thuiskomen. Maar ook je eindeloos zwaaien als ze op de fiets vertrok, vroeger en nu. Sterker nog, je nam eerder ‘thuis’ mee naar het werk, dan andersom. De kinderen speelden als het zo uit kwam rond je bureau op je werk en kennen tot op de dag van vandaag vele collega’s. Maar thuis was thuis. Mogelijk onderbroken door uren in de muziekstudio. Toch liep je ook wat harder op het werk als dat nodig was, gezien de maanden vakantiedagen die je opnam voor je werkelijke pensioendatum. Een soort pré-pensioenperiode, zeg maar. Hoe bevalt het leven nu zonder verkeersmanagement?
“Laat ik voorop stellen dat ik mijn drukke leventje met die verschillende uiteenlopende bezigheden zeker ook heb kunnen doen omdat ik een begripvolle echtgenote heb die wist hoe belangrijk het voor mij is om me naast het werk ook veel met muziek bezig te houden. Ik was de afgelopen 40 jaar toch vele avonden van huis en optredens gebeuren meestal in de weekends dus ook dan was ik er vaak niet. Maar als ik er wel was dan was het ook voor 1000%! Ik was best wel een leuke vader, volgens mij, streng maar rechtvaardig met ook veel gekkigheden. Ik denk dat ik wel 10 jaar achtereen ieder jaar met m’n dochters naar Disneyland Paris ben geweest en zij gingen ook heel vaak mee naar optredens. Naarmate ze ouder werden, werden ze steeds meer mijn persoonlijke roadcrew en waren ze gewoon bekend bij de geluids- en evenementbedrijven!
Het leven zonder verkeersmanagement bevalt wonderwel maar ik kon ook wel gradueel afkicken. Ik ben 16 november 2020 gestopt met werken, maar toch ook niet echt. De eerste vier weken heb ik nog heel vaak ingelogd en diverse overleggen gehad. Ik moest en wilde toch echt een aantal zaken netjes afronden en overdragen. Dat krijg je als je tot het bittere eind voluit in de projecten blijft mee draaien. Nu ik per 1 maart 2021 écht uit dienst ben, wordt het flink rustiger. Ondertussen is het met de muziek steeds drukker geworden. Nog altijd wel van huis uit vanwege natuurlijk die verrekte covid, maar ik draai nu in ongeveer acht verschillende muziekprojecten mee vanuit de studio. Opnames, livestreams, repetities, noem maar op. Ik heb zélfs mijn eigen You Tube-kanaaltje opgezet! Daarnaast natuurlijk lekker veel tijd voor de kleinkinderen. Zo leuk, als ze kwamen logeren dan zagen ze me altijd met lede ogen naar de studio gaan waar ik ook mijn thuiskantoor had ingericht. “Ja, opa moet nu werken, maar strakjes gaan we samen eten.” En dan gingen ze samen met mijn echtgenote naar de speeltuin of zoiets. “Opa gaat niet mee, hè….” Ineens hoefde ik niet meer te werken. Je had die gezichtjes moeten zien: “Opa hoeft niet meer te werken!” Ik kon nu mee naar de speeltuin, frisbeeën en nog veel meer. Wat een plezier.”
En nu?
”Hopen dat we snel met z’n allen gevaccineerd zijn en dat we het gewone leven weer kunnen oppakken. Ik wil zeker nog dit jaar fysiek afscheid nemen van collega’s en ik vermoed sterk dat er nog een en ander wordt georganiseerd. En verder: al m’n muziekspullen staan klaar om weer op het podium te vlammen. Dus laat maar komen die optredens! En daarnaast al die vakantietjes die we gepland hadden, inhalen!”
Reactie plaatsen •