Hoe fietsbaar is de stad?
Een nieuwe kwantitatieve tool met data-analyse kan een volledig beeld van de fietsbaarheid van een stad geven, met het doel om strategisch verbeteringen aan te brengen. Lucas Bijl, adviseur mobiliteit van Studio Verbinding, legt uit hoe de tool werkt en hoe deze tool een meerwaarde kan zijn voor wegbeheerders.
Modal shift
Op het eerste gezicht heeft de fiets in Nederland een rotsvast aandeel in de mobiliteit. Al jaren wordt in Nederland ruim een kwart van alle verplaatsingen met de fiets gemaakt. Wie verder kijkt ziet echter ook dat het aandeel van de fiets maar langzaam stijgt. Om schone mobiliteit verder te verwezenlijken is een ‘modal shift’ wenselijk voor korte ritten (<7,5 kilometer) om automobilisten te verleiden over te stappen op de fiets. Deze ‘modal shift’ kan bijvoorbeeld nodig zijn om de klimaatdoelen van een mobiliteitsplan of de ambities van een herzien mobiliteitsplan te realiseren.
Internationaal onderzoek
Internationaal onderzoek naar de fietsbaarheid van steden baseert zich op een analyse van factoren die het fietsgedrag beïnvloeden. De ruimtelijke structuur en infrastructuur van een stad is hierbij de belangrijkste factor die het fietsen bevordert. Voor Noord-Amerikaanse steden werd de zogenaamde ‘bikeability index’ ontwikkeld, het meest verfijnde internationale model tot nu toe. Deze is getest in de stad Vancouver, Canada. Lucas Bijl heeft deze index toegespitst op Nederlandse steden en toegepast op Nijmegen.
Data-analyse: vier factoren
De ‘bikeability index’ baseert zich op een viertal factoren die het fietsen consequent in een samenspel beïnvloeden: fietsvoorzieningen, connectiviteit, topografie en bestemmingen. Data van al deze factoren zijn publiek beschikbaar. Desgewenst kan extra data van de wegbeheerder toegevoegd en geïmporteerd worden, aansluitend bij het beleid van de wegbeheerder.
Fietsvoorzieningen
De eerste factor is fietsinfrastructuur; de fietspaden, fietsstroken, oversteekpunten en fietsparkeervoorzieningen. Hier heeft Lucas op basis van het Canadese model een aanpassing gemaakt voor de Nederlandse tool. In vergelijking met Noord-Amerikaanse steden is de algemene veiligheid en kwantiteit van fietsbare wegen in Nederland een minder groot probleem, dus komt het meer op de kwaliteit aan. Lucas: “Kwaliteit en kwantiteit zijn voor toepassing in Nederland samengevoegd tot één onderdeel, waar dit voor Canada twee aparte onderdelen zijn.”
Connectiviteit
De tweede belangrijke factor is de connectiviteit: het algemene wegennetwerk en de plaats van fietsinfrastructuur hierin. Een goed verbonden netwerk van straten of routes beoordeelt de tool als positief, omdat goede verbindingen zorgen voor snellere reizen, vooral van belang bij woon-werkverkeer. Zo kan de tool uitsluitsel geven over de vraag waar een nieuw doorfietspad binnen een netwerk het meest wenselijk is of legt de tool een mogelijke tekortkoming in een ogenschijnlijk goede verbinding bloot.
Topografie
De derde factor gaat in op de hoogteligging waarbij het niet zo zeer om hoogteverschillen, maar juist om acceptabele hellingen gaat. Een steile helling doet af aan de fietsbaarheid; immers, hoe steiler, hoe minder gemakkelijk fietsbaar het is. De tool is minder kritisch ten aanzien van een algemeen glooiend terrein. Waar de tool steile hellingen op een belangrijke route signaleert kan een wegbeheerder overwegen deze hellingen mogelijk minder steil te maken of de route te wijzigen.
Bestemmingen
De vierde factor relateert aan variatie in de stedelijke inrichting. Met name toegang tot een mix van niet-residentiële bestemmingen is van belang voor vervoer per fiets. Immers, als er geen bestemmingen in de buurt zijn die gemakkelijk met de fiets te bereiken zijn, is de kans kleiner dat men de fiets vaak zal gebruiken. Voor deze factor gebruikt de tool meerdere datasets in relatie tot bestemmingsdichtheid, omdat dit een grote verklarende kracht heeft over fietsgedrag.
De vier factoren samen: de meerwaarde
De meerwaarde van de data-analyse ligt in de gelijkwaardige samenbrenging van bovengenoemde factoren. Het eindresultaat stelt wegbeheerders in staat strategisch tot verbeteringen van hun fietsnetwerk te komen. Ook kunnen met de tool voorbeeldreizen tussen twee bestemmingen worden gesimuleerd, waarbij haarfijn de fietsbaarheid wordt beoordeeld. Op deze manier kunnen ook routes met potentie worden geïdentificeerd die nog niet als zodanig door de wegbeheerder worden onderkend.
De tool heeft flexibele toepassingsmogelijkheden voor wegbeheerders. Vanuit de wens van een opdrachtgever kunnen ook andere factoren worden meegewogen in de beoordeling van de fietsbaarheid van een gebied.
Zo zouden bijvoorbeeld ook factoren als blootstelling aan verkeerslawaai, schadelijke uitstoot en wind kunnen worden meegenomen. Uit Duits-Oostenrijks onderzoek is gebleken dat verkeersgeluid en uitstoot voor veel fietsers een reden is om voor een alternatieve route te kiezen in plaats van de meest voor de hand liggende route. Ook heeft wind een negatieve invloed op fietsparticipatie. In Nederland is hier nog weinig aandacht voor, maar door geluids- en winddata ook mee te wegen in de mix van de vier hoofdfactoren kunnen mogelijk alternatieve geluidsarme routes worden gecreëerd. Ook zou voor routes met veel blootstelling aan wind beschutting kunnen worden aangelegd door middel van schermen of begroeiing. Aandacht voor dit soort aspecten kan immers nodig zijn om de ‘modal shift’ verder in het voordeel van de fiets te realiseren.
Meer weten?
Lucas Bijl, adviseur mobiliteit van Studio Verbinding informeert je graag verder over de mogelijkheden van de tool.
Reactie plaatsen •