Vermeende groef in wegdek (VK 3/2012)

dinsdag 1 mei 2012
timer 9 min

In Verkeerskunde 3/2012 wordt aandacht besteed aan een leerling-motorrijder die bij een oprit van een rijksweg ten val komt omdat hij met de motor in het spoor van een groef in het weggedeelte raakte. De motor raakte daarbij beschadigd. Is Rijkswaterstaat als wegbeheerder aansprakelijk voor deze schade, zoals de rijschool stelt?

Tijdens een motorrijles reed de leerling-motorrijder een oprit van een rijksweg op. Hij kwam daarbij ten val, waarbij de motor werd beschadigd. De leerling viel doordat hij op de oprit met de motor in het spoor van een groef in het weggedeelte raakte. Het wegdek voldeed daardoor niet aan de eisen die de weggebruikers, zeker motorrijders, daaraan mogen stellen en is er een gevaarlijke situatie ontstaan. De staat, in dit geval, Rijkswaterstaat als wegbeheerder, is daarvoor aansprakelijk op grond van artikel 6:174 BW jo. artikel 6:162 BW, zo stelt de rijschool.

De kantonrechter oordeelt dat de toestand van de weg zelf niet gebrekkig was. Er was geen sprake van een groef, zoals de rijschool stelt, maar slechts van contouren van een weggestraalde belijning. De weg verkeerde in goede staat van onderhoud. Dat de contouren van een weggestraalde belijning op (sommige) motorrijders mogelijk een schrikeffect hadden (waardoor zij de motor weer optrekken en ten val komen), is onvoldoende voor het oordeel dat de weg niet voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen. De staat is dan ook niet aansprakelijk op grond van artikel 6:174 BW. De staat is ook niet aansprakelijk op grond van artikel 6:162 BW. Dat de contouren van de weggestraalde belijning op (sommige) motorrijders een psychologisch effect (schrikreactie) had, is onvoldoende om te oordelen dat de Staat is tekortgeschoten in zijn zorgplicht. De staat hoefde ook geen rekening te houden met een dergelijk psychologisch effect en hoefde dan ook geen maatregelen te nemen om een ongeval te voorkomen.

Overwegingen rechtbank 's-Hertogenbosch

De feiten
Op 16 maart 2010 omstreeks 12.00 uur reed een leerling van [met de lesmotor van de oprit van eenrijksweg A59 op. De leerling is met de motor op de oprit ten val gekomen. Als gevolg daarvan is de motor beschadigd.

Het geschil
De rijschool vordert vergoeding van de schade aan de motor. De rijschool stelt dat de leerling  ten val is gekomen doordat hij op de oprit met de motor in het spoor van een lengtegroef in het midden van het weggedeelte raakte. De lengtegroef liep in het midden van het wegdek, in de lengte, dus in de rijrichting van het verkeer, vanaf de linkerzijde van de rijstrook naar de rechterzijde van de rijstrook. De groef betreft een spoor van de wegbelijning dat diep is weggefreesd. Juist voor motorrijders is de situatie gevaarlijk, aangezien de groef zich in de lengte bevindt, in het midden van de weg. Het wegdek voldeed door de aanwezigheid van de groef niet aan de eisen die weggebruikers daaraan mogen stellen. Er was een gevaarlijke situatie ontstaan.

De Staat/Rijkswaterstaat is als wegbeheerder op grond van artikel 6:174 BW jo. artikel 6:162 BW aansprakelijk voor de schade, omdat zij een gevaarlijke situatie heeft doen ontstaan althans heeft laten voortbestaan. Subsidiair is de Staat aansprakelijk op grond van artikel 6:162 BW, omdat zij heeft verzuimd adequate maatregelen te treffen teneinde weggebruikers te waarschuwen voor de gevaarlijke situatie.

De Staat voert aan dat er geen gebrek aan de weg was. De weg voldeed aan de eisen die men daaraan mag stellen. Het wegdek verkeerde op 16 maart 2010 in een goede staat van onderhoud, zo blijkt uit de schouwrapporten van de weginspecteur van Rijkswaterstaat. Ook de functionele wegbeheerder heeft dat weggedeelte op 16 maart 2010 gecontroleerd en ook geen onregelmatigheden aan het wegdek vastgesteld.
Ook als er een gebrek aan de weg was, is de Staat niet aansprakelijk, omdat het causaal verband ontbreekt.

Uit niets blijkt dat de groef de oorzaak is geweest van het uitglijden van de motor. Uit de getuigenverklaring blijkt dat de leerling de bocht van de oprit te ruim nam, waardoor hij ten val kwam. De Staat is ook niet aansprakelijk op grond van artikel 6:162 BW. De Staat heeft zijn zorgplicht niet geschonden. Er was ter plaatse geen sprake van een gevaarlijke situatie. Er waren tevoren ook geen klachten over de betreffende toerit ontvangen.

De beoordeling
Uit de door de Staat overgelegde schouwrapporten blijkt dat de weginspecteur van 1 maart tot en met 19 maart 2010 meerdere inspecties heeft uitgevoerd met betrekking tot het wegdek van de onderhavige toerit, en dat hij daarbij geen gebreken heeft geconstateerd. Uit de door de Staat overgelegde aantekeningen van de functionele wegbeheerder van 16 maart 2010 blijkt dat deze ook geen onregelmatigheden aan het wegdek ter plaatse heeft geconstateerd. De rijschool heeft ter zitting erkend dat zij vóór het onderhavige ongeval niet heeft geklaagd over de staat van het wegdek van de oprit (hoewel zij wel al de ervaring had dat de oprit een 'lastig punt' vormde voor motorrijders.)

Ter zitting heeft de Staat/Rijkwaterstaat toegelicht dat het gaat om een in 2007 weggestraalde (en niet weggefreesde) wegbelijning op het wegdek. In tegenstelling tot wegfresen wordt bij wegstralen niet een deel van het oppervlak van het wegdek verwijderd, aldus Rijkswaterstaat.
 

Beide partijen hebben ter comparitie kleurenfoto's van het betreffende weggedeelte overgelegd, waaronder overzichtsfoto's van de toerit en een detailfoto van het stuk wegdek waar het om gaat. Partijen zijn het erover eens dat de foto's van het oppervlak van het wegdek de situatie weergeven van 16 maart 2010.
 

Uit die foto's blijkt dat 'de groef' enkele tientallen meters lang is, beginnend aan de linkerzijde van het met een witte lijn afgebakende weggedeelte en vervolgens meelopend met de rijrichting over het midden van het weggedeelte naar rechts, om te eindigen tegen de rechterzijde van het (eveneens daar) met een witte lijn afgebakende weggedeelte. Een door de rijschool overgelegde detailfoto van het oppervlak van het wegdek blijkt dat er geen sprake is van een echte groef, in de zin dat er sprake is van een plaatselijke verlaging van het wegdek.

Een verlaging van het wegdek ter plaatse, of een rand of ander hoogteverschil, is niet waarneembaar. Wel zijn de contouren van een weggestraalde belijning zichtbaar. Er is over het traject van de voormalige belijning een donker gekleurd oppervlak van het wegdek te zien, hetgeen erop zou kunnen duiden dat het wegdek ter plaatse van het wegstralen van de belijning wat poreuzer is althans een grovere structuur heeft.

Ter comparitie hebben de rijschool en de rijinstructeur toegelicht dat de onderhavige 'groef' vooral op de beginnende motorrijder een psychologisch effect heeft, aangezien iedere motorrijder er angst voor heeft om met de wielen in een groef op het wegdek te komen en zo ten val te raken; zodra een motorrijder een groef meent waar te nemen schrikt hij en zal hij de neiging hebben de groef te mijden. In het onderhavige geval, bij de 'groef' in de bocht, zal dat tot gevolg hebben dat de motorrijder de motor weer optrekt. Ter zitting hebben zij erkend dat de 'groef' niet diep was. Volgens hen is met betrekking tot deze groef vooral het psychologisch effect voor motorrijders in het algemeen en voor de leerling met name in dit geval van belang, en is dat de 'oorzaak' van het ongeval. Een verklaring van de leerling is niet overgelegd.

De kantonrechter concludeert dat er op 16 maart 2010 ter plaatse van het ongeval geen sprake was van een echte groef, maar (slechts) van een weggestraalde belijning met zeer geringe schade aan het wegdek, en dat de leerling met de motor op de betreffende oprit niet in een groef is gereden (en als gevolg daarvan ten val is gekomen), maar dat hij (vermoedelijk) is geschrokken toen hij de contouren van de weggestraalde belijning op het wegdek zag en dat hij als gevolg daarvan de bocht te ruim heeft genomen, althans te ruim in de bocht is terecht gekomen, in de berm is geraakt en ten val is gekomen.

De vraag is dan of de enkele omstandigheid dat de contouren van de weggestraalde belijning op de leerling (en mogelijk ook op andere motorrijders) het beschreven psychologische effect hebben gehad, tot de conclusie leidt dat de Staat is tekort geschoten in het onderhoud van de weg, dan wel is tekort geschoten in haar zorgplicht op grond van artikel 6:162 BW door niet ter plaatse een waarschuwingsbord te plaatsen.

Op grond van het voorgaande moet de conclusie zijn dat de toestand van de weg zelf niet gebrekkig was. Er was geen sprake van een groef, slechts van contouren van een weggestraalde belijning en een mogelijk zeer geringe beschadiging aan het wegdek. Daaraan is geen gevaar verbonden, ook niet voor motorrijders. Ook zij kunnen daar gewoon overheen rijden. De staat van onderhoud van de weg verkeerde aldus niet beneden het niveau dat voor dit soort weg - de oprit van een snelweg - van Rijkswaterstaat kan worden geëist. De weg verkeerde derhalve in goede staat van onderhoud. Dat de contouren van de weggestraalde belijning op (sommige) motorrijders mogelijk het beschreven psychologisch effect hadden is onvoldoende voor het oordeel dat de weg niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen. De Staat is derhalve niet aansprakelijk op grond van artikel 6:174 BW.

Dat de contouren van de weggestraalde belijning op (sommige) motorrijders, waaronder de leerling mogelijk het beschreven psychologisch effect hadden is eveneens onvoldoende voor het oordeel dat de Staat is tekort geschoten in haar zorgplicht op grond van artikel 6:162 BW. Er was geen sprake van een gevaarlijke situatie in verband met een gebrek aan het wegdek.

Zichtbaar weggestraalde belijning op een wegdek komt vaak voor. Van de Staat kan niet zonder meer worden verlangd dat zij uit zichzelf mogelijke psychologische effecten op weggebruikers van weggestraalde belijning op een wegdek onderkent en daarnaar handelt. Dat is wel het geval als het (mogelijke) psychologisch effect ervan duidelijk is en door de Staat had behoren te worden onderkend en de waarschijnlijkheid van een ongeval als gevolg daarvan dermate groot is dat de Staat naar maatstaven van zorgvuldigheid maatregelen had behoren te treffen ter voorkoming van een dergelijk ongeval.

Onvoldoende is evenwel onderbouwd dat de Staat, vóór het onderhavige ongeval, met het genoemde psychologisch effect van de weggestraalde belijning op dit wegdek en het mogelijk als gevolg daarvan ontstaan van een ongeval rekening heeft behoren te houden. Zij was daar tevoren niet op gewezen. Door de rijschool is wel verklaard dat zij al voor het onderhavige ongeval de ervaring hadden dat de oprit een 'lastig punt'vormde voor motorrijders, maar kennelijk betrof het niet een zo lastig punt dat zij Rijkswaterstaat daarover hebben ingelicht dan wel dat zij niet meer met een leerling op een motor daarlangs reden.

De conclusie is dat de Staat niet aansprakelijk is voor de schade aan de motor. De vorderingen zullen daarom worden afgewezen.

Rechtbank ’s-Hertogenbosch 23 februari 2012, LJN BV7880

 
Auteur: Margriet Verhoog

verkeerskunde artikel
mail_outline

Aanmelden voor de nieuwsbrief

Reactie plaatsen

Beperkte HTML

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd> <h2 id> <h3 id> <h4 id> <h5 id> <h6 id>
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Lazy-loading is enabled for both <img> and <iframe> tags. If you want certain elements skip lazy-loading, add no-b-lazy class name.