Velgschade na bermrijden (VK 2/2013)
In Verkeerskunde 2/2013 wordt aandacht besteed aan velgschade die is ontstaan nadat een automobilist in een bocht in de berm is gaan rijden om een tegenligger te ontwijken. In de berm lagen grasbetonstenen.
De feiten
Op 1 mei 2010 omstreeks 15:00 uur reed een automobilist met zijn Mercedes op een weg in het buitengebied van de gemeente. Op deze weg gold een maximumsnelheid van 60 km/u. Om een tegenligger te ontwijken is de automobilist in de berm gaan rijden. De weg is daar bochtig. De berm bestaat uit bermmix en in de bocht was destijds tevens een rij grasbetonstenen aangebracht. Daarbij is schade ontstaan aan zijn auto aan de velgen rechtsvoor en rechtsachter. De Mercedes was voorzien van sportieve velgen.
In zijn aansprakelijkstelling van de gemeente verklaart de automobilist het volgende. ‘(...) kwam mij (...) een tegenligger tegemoet, waarvoor ik de berm in moest, wat geheel normaal is.
Er zit echter een behoorlijke kuil vóór de graskeien, die er gedeeltelijk zijn gelegd. Deze kuil is zodanig diep (zie foto’s), dat er aan twee velgen schade is ontstaan.
(...) Snelheid toen het voorval gebeurde Km/h ca. 60 km/h’.
De verzekeraar is gesubrogeerd in de rechten van de automobilist en stelt de gemeente aansprakelijk voor de door de automobilist geleden schade.
De gemeente heeft deze aansprakelijkheid afgewezen en verwijst naar de richtlijnen van het CROW, waarin onder meer het volgende wordt aanbevolen:
‘Tabel 5. Richtlijnen voor de geaccepteerde schade voor de verschillende kwaliteitsaspecten (elementen)
(...)
Dwarsonvlakhei Hoogteverschillen van maximaal 25-45 mm over maximaal de helft van de lengte van het wegvak. Dit geldt voor wegtype 3, 4, 5.’
Voorts voert de gemeente conform het ‘Wegenbeheersplan 2009-2012’ jaarlijks een visuele inspectie uit om de kwaliteit van de bermverhardingen te toetsen aan de richtlijnen van het CROW alsmede om gevaarlijke situaties te signaleren.
De rechtbank
De verzekeraar stelt dat de schade aan de velgen van de Mercedes is ontstaan door een diepe kuil in de berm van de weg. De gemeente stelt zich op het standpunt dat de schade niet te wijten is aan de onderhoudstoestand van de weg, maar aan het rijgedrag van de automobilist.
De vraag die de rechtbank als eerste moet beantwoorden is of de weg ter plaatse van het schadeveroorzakende voorval gebrekkig is in de zin van artikel 6:174 lid 2 BW.
Hoewel de berm van een weg niet uitdrukkelijk wordt genoemd in artikel 6:174 lid 6 BW, brengt een redelijke uitleg van die bepaling mee dat voor de toepassing van artikel 6:174 BW onder weg mede de bij die weg behorende berm dient te worden begrepen, wanneer ligging en de toestand van de berm relevant zijn voor de beoordeling van de vraag of die weg een gevaar oplevert voor gebruikers (vgl. HR 17 november 2000, NJ 2001, 10). Van aansprakelijkheid in de zin van artikel 6:174 BW is eerst sprake als een weg niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, waardoor gevaar voor personen of zaken ontstaat.
Uit de door de verzekeraar overgelegde foto's van de situatie ter plaatse en ten tijde van het voorval blijkt dat het gaat om een asfaltweg in het buitengebied, waarbij het gebruik van de berm niet zelden noodzakelijk is om een tegenligger te passeren. Gelet op de rijrichting van de automobilist bestond de berm rechts van de weg uit een verharde bermmix. In de bocht liep deze bermverharding over in een rij grasbetonstenen. De verzekeraar stelt dat de schade aan de velgen van de autois ontstaan door een ‘kuil’ van circa 10 cm vóór de overgang van de bermmix naar de grasbetonstenen. Op de foto’s is te zien dat de overgang van de bermmix naar de grasbetonstenen en de overgang van de bermmix en/of grasbetonstenen naar het naastgelegen asfalt niet perfect op elkaar aansluiten. Van het door de verzekeraar gestelde hoogteverschil van 10 cm is echter geen sprake. De op de foto’s zichtbare niveauverschillen bedragen slechts enkele centimeters, naar schatting variërend van ongeveer 3 tot 5 cm. De zorgplicht van een wegbeheerder strekt niet zover dat elke oneffenheid dient te worden verwijderd. Bovendien merken de door de gemeente gehanteerde richtlijnen van het CROW een hoogteverschil tot 4,5 cm in ieder geval aan als acceptabel. Deze richtlijnen hebben weliswaar geen wettelijke basis, maar kunnen wel worden gezien als een richtsnoer voor de eisen die aan een weg gesteld mogen worden. De onderhavige niveauverschillen vallen onder deze norm, dan wel wijken daarvan hooguit nauwelijks af.
Uit het overgelegde ‘Wegenbeheersplan 2009-2012’ is op te maken dat de gemeente jaarlijks inspecties uitvoert ter controle van de toestand van de bermen. Bij dupliek heeft de gemeente afdoende toegelicht dat de door de verzekeraar uit bijlage 2 bij dit plan getrokken conclusie dat er aan de weg geen onderhoud wordt verricht, onjuist is. Uit het wegenbeheersplan kan worden geconcludeerd dat er in deze periode geen groot onderhoud aan deze weg zal plaatsvinden. Dat betekent nog niet dat er sprake is van een gebrekkige weg.
Daarbij gaat het hier om een oneffenheid in de berm in een buitengebied. Het is een feit van algemene bekendheid dat het rijden in de berm risico’s met zich brengt. Een weggebruiker moet er rekening mee houden dat de ondergrond van een berm niet altijd perfect egaal is en dient zijn rijgedrag daarop aan te passen. De automobilist heeft op het overgelegde formulier ‘aansprakelijkstelling’ ingevuld dat hij ten tijde van het voorval met een snelheid van 60 km/u reed. De maximale snelheid ter plaatse is 60 km/u. Door met deze maximale snelheid de berm in te rijden, heeft de automobilist niet de nodige voorzichtigheid in acht genomen. De gemeente hoefde er geen rekening mee te houden dat een weggebruiker met die hoge snelheid in de berm zou gaan rijden op een bochtige weg. Daarbij komt dat de auto was voorzien van sportieve velgen met banden met een lage wang (zijkant), waardoor van hem een nog grotere mate van voorzichtigheid kon worden gevergd om de daaraan ontstane schade te voorkomen. Gesteld noch gebleken is dat de schade ook zou zijn ontstaan indien de automobilist zijn snelheid aanmerkelijk had verminderd.
Gelet op het voorgaande kan niet worden gezegd dat de berm in een staat van onderhoud verkeerde dat beneden het niveau ligt dat voor dit soort weg van de gemeente kan worden geëist. Naar het oordeel van de kantonrechter voldoet de onderhavige berm dan ook aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen. De verzekeraar heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die, indien bewezen, tot een ander oordeel kunnen leiden, zodat aan nadere bewijslevering niet wordt toegekomen. De conclusie is daarom dat er geen sprake is van een gebrekkige weg in de zin van artikel 6:174 lid 1 BW.
De verzekeraar heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat, ondanks het feit dat zich geen gebrek als bedoeld in artikel 6:174 lid 1 BW voordoet, niettemin sprake is van onrechtmatig handelen in de zin van artikel 6:162 BW.
Het moet er dan ook voor worden gehouden dat de schade is veroorzaakt door een fout van de automobilist, te weten dat hij zijn snelheid niet voldoende heeft aangepast aan de situatie ter plaatse.
De slotsom is dat de vordering van de verzekeraar niet voor toewijzing in aanmerking komt. De gemeente is niet aansprakelijk.
Rechtbank Zwolle (sector kanton) 31 juli 2012, LJN BX3130
Auteur: Margriet Verhoog
Reactie plaatsen •