‘STOP’, 100 jaar verkeer regelen in Amsterdam, 1912 – 2012 (VK 1/2013)
In 2012 was het voor Amsterdam 40 jaar geleden dat een computer het verkeer mocht regelen, 80 jaar geleden dat de verkeerslichten gingen branden en 100 jaar geleden dat de eerste verkeersagent met handgebaren het verkeer te lijf ging. Het boek 'STOP' vormt een terugblik op een eeuw verkeer regelen in de hoofdstad.
In 100 jaar is Amsterdam gegroeid en veranderd en het verkeer groeide en veranderde mee. Het aantal geregelde kruispunten geeft door de tijd een aardig beeld van deze groei. Vanaf het eerste Amsterdamse verkeerslicht in 1932 op het Leidseplein, staat de teller eind 2012 op 360 verkeersregelinstallaties. Maar er zijn in diezelfde tijd ook meer dan 100 installaties afgebroken. Verkeerslichten staan er natuurlijk niet voor de eeuwigheid en zijn geen doel op zich. Het gaat om het regelen van verkeer en dat moet je zodra het kan, zoveel mogelijk overlaten aan het verkeer zelf. Van origine is het een politietaak en werd het 'met de hand' uitgevoerd.
Meer toeschouwers dan verkeer
Het begint op 3 december 1912 als Gerrit Brinkman, de eerste verkeersagent van Nederland, de eigenwijze Amsterdamse verkeersdeelnemers trotseert achter het Paleis op de Dam. Hij en zijn handgebaren kregen zoveel bekijks dat er meer toeschouwers waren dan doorgaand verkeer. Van het regelen van verkeer kwam niet veel terecht. Na een tijdje begon de Amsterdammer aan hem te wennen, maar makkelijk werd het niet. Volgens diverse krantenberichten had het Amsterdamse verkeer 'anarchistisch bloed' en verschilde het met andere steden: 'waar overal in de wereld ieder moet wachten tot voor hem de weg vrij is, moet in Amsterdam echter iedereen de eerste zijn' schreef het Algemeen Handelsblad in 1912.
Geen wonderen
Het boek behandelt de technische, beleidsmatige en vooral Amsterdamse ontwikkelingen. Een opmerkelijk detail is de verkeersregeling van de Leidsestraat. In 1929 werden de verkeersregelingen in deze smalle en drukke straat gekoppeld terwijl er nog geen verkeerslichten aanwezig waren. De agenten regelden aan de hand van belsignalen het verkeer en werden 'levende semaforen' die niet meer zelf mochten invullen hoe ze het verkeer regelden. Drie jaar later werden ze vervangen door verkeerslichten en konden tien agenten worden bespaard, wat neerkwam op een jaarlijks bedrag van 20.000 gulden. De reden om deze verkeerslichten te plaatsen was tweeledig: besparen op kosten én de doorstroming van het pluriforme verkeer verbeteren. De 15 met verkeerslichten uitgeruste kruispunten waren dankzij het telefoonnetwerk op afstand schakelbaar en zo werd het mogelijk om op werkdagen drie 'groene golven' te creëren. Maar zoals de hoofdcommissaris destijds meteen relativeerde: ‘wonderen moet men van dit alles niet verwachten, de Leidsestraat is geen centimeter breder geworden’.
Experimenten met netwerkregelingen
Tegenwoordig zijn er nog steeds groene golven, is het detectienetwerk sterk uitgebreid en starten de experimenten met netwerkregelingen. Hierbij moet altijd in het achterhoofd worden gehouden dat theoretische verbeteringen ook in de praktijk goed moeten uitpakken. Want Amsterdammers regelen het eigenlijk liever zelf en zijn vaak van mening dat ze die 'feestverlichting' niet nodig hebben. Ook de politiecommissaris die in het begin van de 20e eeuw het startsein gaf om het verkeer te regelen, dacht dit. Een verkeersregeling was nodig totdat de mensen zouden inzien dat ze er zelf baat bij hadden en 'men tot den toestand kan geraken waarbij het publiek zichzelve leidt'. Dat bleek 100 jaar lang een te optimistisch beeld.
Meer Informatie: s.linders@dro.amsterdam.nl, r.croes@divv.amsterdam.nl
En: www.amsterdam.nl/parkeren-verkeer/infrastructuur/verkeerslichten/
Historische groeikaart: www.maps.amsterdam.nl/verkeerslichten
Auteur: Joske van Lith
Reactie plaatsen •