Hoogteverschil (VK 3/2010)
In Verkeerskunde 3/2010 wordt aandacht besteed aan een ongeval op een (brom)fietspad tijdens werkzaamheden:
Een ongeval met vreselijke gevolgen. Overdag wordt er gewerkt aan het (brom)fietspad, ’s avonds wordt het “aangeheeld” en mag er overheen gereden worden. Door de werkzaamheden ligt er zand op het wegdek en er zijn schrikhekken geplaatst. Slechts aan één kant staat een waarschuwingsbord “werk in uitvoering”. Van de andere kant komt een bromfietser. De bromfietser wordt als het ware gelanceerd door hoogteverschil in het wegdek en valt. Zijn helm schiet los. De bromfietser loopt ernstig hersenletsel op en tijdens de procedure over de aansprakelijkheid overlijdt hij. Wie is hier aansprakelijk? De wegbeheerder die de weg ’s avonds toch openstelt terwijl er hoogteverschil is en veel zand ligt en daarvoor onvoldoende waarschuwt. Of de bromfietser die zijn snelheid niet aanpast, een tas van twee kilo aan zijn stuur hangt en zijn helm niet goed vastmaakt.
Deze vraag komt uiteindelijk bij de rechter. De rechter komt tot het oordeel dat de wegbeheerder onvoldoende heeft gewaarschuwd en dat het hoogteverschil de oorzaak is van de val. De wegbeheerder is dus aansprakelijk. Maar de bromfietser valt ook wel wat te verwijten. De rechter roept de hulp van een neurochirurg in om de vraag te beantwoorden hoe ernstig het hersenletsel was geweest als de helm niet was losgeschoten. Op basis van de rapportage van het ongeval, de aard van het letsel en de medische literatuur zou het letsel ongeveer 50% minder zijn geweest als de helm niet was losgeschoten.
Hoe oordeelt de rechter over de tas en de niet aangepaste snelheid:
De vaststaande feiten
Een bromfietser rijdt om ongeveer 16.30 uur met onbelemmerd zicht op een fietspad waaraan overdag gewerkt werd. Het fietspad werd ter plaatse opgehoogd en er was veel zand aanwezig. Vanuit de rijrichting van de bromfietser was het fietspad reeds opgehoogd. Er waren geen borden geplaatst dat er werk in uitvoering was. Overdag was het fietspad afgesloten, ’s avonds werd het aangeheeld en mocht het gebruikt worden. Bij meting bleek het hoogteverschil 20 cm. Dit hoogteverschil was er over een afstand van 1.80 meter, zodat er als het ware een schans ontstond. Het hoogteverschil over het deel waar de bromfietser reed was 37 cm. Vanaf de andere kant stond er wel een bord ‘werk in uitvoering’. Verder waren er geen borden geplaatst waaruit kon worden opgemaakt dat er een hoogteverschil in het wegdek aanwezig was. De bromfietser is ter plaatse gevallen en heeft daarbij zwaar letsel opgelopen waaraan hij later overlijdt. De gemeente wordt aansprakelijk gesteld.
De beoordeling
De gemeente is, als wegbeheerder, in beginsel aansprakelijk voor gevaar, dat zich ter plaatse voor personen en/of zaken verwezenlijkt, wanneer komt vast te staan dat gevaar is veroorzaakt doordat de openbare weg ter plaatse niet voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen. Als voldoende vaststaand wordt aangenomen dat de val is veroorzaakt door het hoogteverschil in het wegdek. De gemeente moet bij de mate waarin ze waarschuwen voor oneffenheden in het wegdek rekening houden met het feit dat niet alle verkeersdeelnemers steeds de nodige voorzichtigheid en oplettendheid zullen betrachten. De gemeente heeft hier slechts met het plaatsen van schrikhekken gewaarschuwd. Er waren geen waarschuwingen die wezen op het hoogteverschil. De gemeente heeft in dit geval onvoldoende gewaarschuwd. De gemeente is daarmee aansprakelijk.
Voor het bepalen van de mate van eigen schuld van de bromfietser wordt naar de volgende aspecten gekeken.
- er is geen of onvoldoende bewijs dat hij ter plaatse te hard heeft gereden
- de gemeente heeft haar stelling dat het voorwiel van de bromfiets mogelijk los zat onvoldoende kunnen bewijzen
- van de gemiddelde bromfietser mag worden verwacht dat hij snelheid mindert bij zichtbare wegwerkzaamheden en schrikhekken. Niet is gebleken dat de bromfietser dit gedaan heeft. Daarmee heeft de bromfietser ook schuld aan het ongeval
- als vaststaand moet worden aangenomen dat de bromfietser zijn helm niet goed bevestigd had. Ook als dat aan een gebrek aan de helm ligt, komt dat voor risico van de bromfietser
- de bromfietser had een zware tas (twee kilo) aan zijn stuur hangen
Een neurochirurg wordt ingeschakeld om de vraag te beantwoorden hoe ernstig het hersenletsel was geweest als de helm niet was losgeschoten. Dat is natuurlijk moeilijk te bepalen. Het uiteindelijke antwoord gebaseerd op literatuurstudie en het letsel van de bromfietser is dat de gevolgen bij het goed dragen van een helm ongeveer 50% minder waren geweest.
De rechtbank oordeelt dat als naast het niet goed vastzitten van de helm ook het niet verminderen van snelheid en de zware tas aan het stuur worden meegerekend er reden is om de vergoedingsplicht van de gemeente te verlagen met 70%. Op deze wijze zou de schade verdeeld worden in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden aan de schade hebben bijgedragen.
Na deze vaststelling past de rechtbank met het oog op de ernst van het letsel een billijkheidscorrectie toe en verdeelt de schade gelijkelijk (50 – 50) over partijen.
Het slachtoffer, en omdat hij inmiddels overleden is zijn nabestaanden, hebben recht op een vergoeding van 50% van de schade.
[Bron: Verkeersrecht 2010]
Auteur: Joske van Lith
Reactie plaatsen •