Hoogteverschil (VK 1/2011)
In Verkeerskunde 1/2011 wordt aandacht besteed aan de val van een scootmobilist
- waarbij letsel is opgelopen - door een hoogteverschil in de bestrating.
Al rijdende kijkt een bestuurder van een scootmobiel omhoog naar een historische molen. Als gevolg van een hoogteverschil van 20 cm in de bestrating van het voetgangersgebied rondom de molen komt hij ten val en loopt daarbij letsel op. De scootmobilist stelt de gemeente aansprakelijk. Primair op grond van artikel 6:174 BW, omdat de openbare weg niet voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, waardoor deze een gevaar voor personen en zaken oplevert. Subsidiair op grond van artikel 6:162 BW, omdat de gemeente heeft verzuimd ervoor zorg te dragen dat de weg de veiligheid van weggebruikers niet in gevaar brengt.
Is de gemeente aanprakelijk?
De situatie op de plaats van het ongeval was als volgt: De weg rond de historische molen is een voetgangersgebied. In de directe omgeving van de molen bevindt zich ook een scheepshelling. Daardoor bestaat een hoogteverschil tussen de molen en de scheepshelling. Het hoogteverschil bestaat ook in het voetgangersgebied rondom de molen. Om dat hoogteverschil te overbruggen dan wel te vereffenen, zijn er treden gemaakt. Voor de bestrating van de openbare ruimte rondom de molen zijn drie verschillende materialen gebruikt. Een eerste ring direct aansluitend op de gevel van de molen bestaande uit kinderkopjes, vervolgens een tweede ring bestaande uit bakstenen en als derde ring een steiger van gegroefde eikenhouten delen. De laatste ring grenst aan het water. Het hoogteverschil tussen de eerste en de tweede ring bedraagt 17 cm. Het hoogteverschil binnen de tweede ring bedraagt 18 cm en het hoogteverschil binnen de derde ring bedraagt 20 cm. De bestuurder van de scootmobiel reed over de voetgangersweg rond de molen en is ten val gekomen over het hoogteverschil binnen de derde ring. Voor en na het ongeval hebben daar geen andere ongevallen plaatsgevonden. Ruim een jaar na het ongeval heeft de gemeente in de directe omgeving van het ongeval paaltjes geplaatst.
Allereerst buigt de rechtbank zich over de vraag of de gemeente op grond van artikel 6:174 BW aansprakelijk is voor de schade van de scootmobilist. De vraag is of de weg voldoet aan de eisen die men in de gegeven omstandigheden daaraan mag stellen of vertoont de weg een gebrek dat een gevaar voor het ontstaan van schade in het leven heeft geroepen. Daarbij gaat het er niet om dat de weg niet in perfecte staat verkeert, maar of de weg, en dan in het bijzonder het hoogteverschil binnen de derde ring, zodanig is ingericht dat deze een gevaar oplevert voor de weggebruiker, waarvoor de gemeente had moeten waarschuwen.
Kelderluikcriteria
Of er sprake is van een gebrek is afhankelijk van de afweging van de zogenaamde ‘Kelderluikcriteria’. Deze - niet-limitatieve - criteria luiden als volgt:
- de mate van waarschijnlijkheid waarmee de niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht,
- de hoegrootheid van de kans dat daaruit ongevallen ontstaan,
- de ernst van die de gevolgen daarvan kunnen hebben, en
- de mate van bezwaarlijkheid van de te nemen veiligheidsmaatregelen.
Deze criteria laten onverlet dat de concrete omstandigheden van het geval beslissend blijven.
De zorgplicht van de wegbeheerder gaat echter niet zover dat hij rekening moet houden met weggebruikers die niet de in het algemeen te vergen voorzichtigheid in acht nemen. De weggebruiker heeft zelf ook de plicht de nodige voorzichtigheid in acht te nemen.
De beoordeling
De rechtbank is het enerzijds met de scootmobilist eens dat het van belang is dat het om een publiek toegankelijk openbaar werk gaat en dat er daarom rekening mee moet worden gehouden dat mensen daar zijn om de molen te bezichtigen. De rechtbank vindt ook dat het weinig bezwaarlijk was om veiligheidsmaatregelen te treffen. De omstandigheden leiden er echter niet toe dat er dan ook sprake is van een gebrekkige opstal.
Anderzijds is de rechtbank van oordeel dat uit de foto’s en uit de door de partijen gegeven beschrijving van de plaats van het ongeval, voldoende aannemelijk is geworden dat het hoogteverschil binnen de derde ring waarneembaar is, ook voor de gebruiker van een scootmobiel. Bovendien is het zicht hier vrij, zodat een bestuurder van een scootmobiel bij het naderen van het hoogteverschil zijn gedrag daarop kan aanpassen. Dit geldt vooral, omdat al vanaf het naderen van de molen duidelijk is dat de weg rondom de molen niet geheel effen geconstrueerd is en er ook al eerder dan het onderhavige hoogteverschil, een hoogteverschil wordt gepasseerd. Voorts kan van een gebruiker van een scootmobiel, in vergelijking met bijvoorbeeld een voetganger, een hoge mate van voorzichtigheid worden verwacht gelet op de eigenschappen dan wel beperkingen van zijn eigen vervoermiddel, met name op een oneffen weg. In dit verband is de bedieningshandleiding van de scootmobiel van belang. Daarin wordt erop gewezen uiterst voorzichtig te rijden op een oneffen ondergrond en bij het nemen van stoepranden. Vervolgens acht de rechtbank de verklaring van de scootmobilist, dat een hoogteverschil van 20 cm weliswaar overbrugbaar, maar niet raadzaam is, van belang. Verder is de rechtbank van oordeel dat de hoegrootheid van de kans op een ongeval op de plaats van het ongeval laag kan worden ingeschat. Naast de eerdergenoemde omstandigheden, is mede redengevend dat voor en na het ongeval geen andere ongevallen hebben plaatsgevonden. Ook toen er nog geen paaltjes waren geplaatst. Ten overvloede wordt nog opgemerkt dat de situatie ter plaatse niet zodanig is, dat de gemeente waarschuwingsborden had moeten plaatsen of andere veiligheidsmaatregelen had moeten nemen.
Conclusie
In onderlinge samenhang bezien, leiden alle genoemde omstandigheden naar de conclusie dat de weg, en dan in het bijzonder het hoogteverschil binnen de derde ring, voldoet aan de eisen die men in de gegeven omstandigheden daaraan mag stellen, dan wel dat deze geen gebrek vertoont dat een gevaar voor het ontstaan van schade in het leven heeft geroepen. De rechtbank vindt met name doorslaggevend dat de bestuurder van de scootmobiel niet de in het algemeen te vergen voorzichtigheid in acht heeft genomen. De gemeente hoefde derhalve niet bedacht te zijn op het onvoorzichtig handelen, waarvan in dit geval sprake was. Dat de gemeente één jaar later direct naast de plaats van het ongeval paaltjes heeft geplaatst, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Een redelijk handelende wegbeheerder zal maatregelen moeten nemen om herhaling te voorkomen, maar hieraan mag niet de conclusie worden verbonden dat het hoogteverschil als een gebrek in de zin van artikel 6:174 BW moet worden beschouwd.
Nu de rechtbank het beroep van scootmobilist op artikel 6:174 BW afwijst, moet worden gekeken of de gemeente op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk is. Daartoe moet worden beoordeeld of er sprake is van een weg die door de gemeente zodanig is ingericht dat deze gevaar oplevert voor de weggebruiker en dat zij niet heeft voldaan aan haar zorgverplichting om de veiligheid van de verkeersdeelnemers te waarborgen door het nemen van voldoende veiligheidsmaatregelen. De vraag is of de toedracht van het ongeval, te weten het hoogteverschil, een onrechtmatig handelen of nalaten inhoudt, waarbij moet worden beoordeeld of de gemeente als wegbeheerder heeft voldaan aan haar zorgplicht. Net als bij artikel 6:174 BW moet ook deze zorgplicht worden getoetst aan de ‘Kelderluikcriteria’. In materieel opzicht verschillen de maatstaven van artikel 6:162 BW en 6:174 BW dan ook niet of nauwelijks van elkaar. Op dezelfde gronden als die eerder zijn genoemd bij de beoordeling van de aansprakelijkheid van artikel 6:174 BW, concludeert de rechtbank dat er geen sprake is van schending van de zorgplicht van de gemeente en in het verlengde daarvan geen sprake is van een onrechtmatige daad, zodat het beroep op artikel 6:162 BW faalt.
De vordering van de bestuurder van de scootmobiel wordt aldus afgewezen en hij moet zijn schade zelf dragen.
De uitspraak is te vinden op rechtspraak.nl onder nummer LJN: BO4555
Auteur: Margriet Verhoog
Reactie plaatsen •