Gat in fietspad (VK 5/2011)
In Verkeerskunde 5/2011 wordt aandacht besteed aan een fietsongeluk. Enkele minuten na het ontstaan van een gat in het fietspad rijdt een fietser erin. Het gat is ontstaan als gevolg van een lekkage in de hoofdwaterleiding.
De fietser stelt de gemeente als wegbeheerder aansprakelijk.
Is de gemeente aansprakelijk?
De feiten
Wat was er gebeurd? De fietser was vanaf het station in de gemeente Bergen op Zoom op weg naar zijn ouderlijk huis. Onderweg bleek een deel van zijn route, vanaf de rotonde op de Rooseveltlaan tot de eerstvolgende kruising op de Churchilllaan, te zijn afgezet met schrikhekken vanwege een lekkage in de hoofdwaterleiding. Medewerkers van het waterleidingbedrijf waren daar bezig om een tweetal lekkages op de Churchilllaan te repareren. Tijdens deze werkzaamheden is een derde lekkage in de hoofdwaterleiding ontstaan in de onmiddellijke nabijheid van de rotonde, met als gevolg een gat van ongeveer 1 meter diep en 1,5 meter breed, gevuld met water. Kort na het ontstaan ervan is de fietser met zijn fiets in het gat gereden en heeft schade opgelopen. Het gat was niet gemarkeerd. Partijen verschillen van mening over de exacte locatie van het gat.
De fietser
De fietser baseert de aansprakelijkheid van de gemeente als wegbeheerder op artikel 6:174 BW en subsidiair op artikel 6:162 BW. Volgens hem levert het gat in het fietspad/trottoir een gebrek op in de zin van artikel 6:174 BW. Het gat heeft het risico op een ongeval in het leven geroepen of verhoogd en dit risico heeft zich vervolgens ook verwezenlijkt. De gemeente is aldus tekortgeschoten in zijn zorgplicht. Ook heeft de gemeente volgens de fietser onrechtmatig gehandeld door niet te waarschuwen voor het gat in het fietspad, terwijl de gemeente wist dat het bestemmingsverkeer van het fietspad gebruikmaakte. Het verbod om vanaf de rotonde op de Rooseveltlaan de Churchilllaan in te rijden, was volgens de fietser niet absoluut, omdat op dat moment een uitzondering werd gemaakt voor ongemotoriseerde voertuigen. Er stonden wel schrikhekken, maar er was geen afzetlint noch waren er verkeersborden C1 (geslotenverklaring voor voertuigen) aangebracht. De schrikhekken waren zodanig geplaatst dat het alleen voor het gemotoriseerde verkeer onmogelijk was de Churchillllaan in te rijden. De fietser kwam vanaf de Rooseveltlaan over het fietspad aanrijden. Het rechtdoorrijdend verkeer kon op de rotonde gewoon zijn weg vervolgen. Naar eigen zeggen wilde de fietser bij de rotonde het trottoir opgaan om vervolgens zo de Churchilllaan op te lopen. Het gat van ongeveer 1 meter diep en 1,5 meter breed bevond zich volgens de fietser zowel in het fietspad als in het trottoir. Op het moment dat hij in het gat viel, heeft hij, in tegenstelling tot hetgeen de gemeente beweert, niet (met opgetrokken benen) over het trottoir gefietst. Hij betwist dat hij zelf schuld heeft aan het ongeval door zelf een risico te nemen.
De wegbeheerder
De gemeente is het met de stellingen van de fietser niet eens is en vindt dat de vordering van de fietser niet voor toewijzing in aanmerking komt. Op de schrikhekken waren wel de verkeersborden C1 bevestigd. Het was dus voor alle voertuigen, inclusief fietsers, verboden om de Churchilllaan in te rijden. Dit betekent dat er geen uitzondering gold voor ongemotoriseerde voertuigen. De leiding waarin de lekkage ontstond, bevond zich volgens de gemeente onder het asfaltwegdek van het fietspad. Het water dat vrijkwam, zocht zich een weg naar boven. Daarbij werd het zand onder het asfaltwegdek van het fietspad weggespoeld, maar het wegdek van het fietspad bleef niettemin intact. Door het vrijkomende water werd het naastgelegen trottoir wel weggespoeld. Ter plaatse ontstond een waterfontein van ongeveer 30 cm boven het trottoir. Op dat moment kwam de fietser aangereden. Tussen het moment van het ontstaan van de derde lekkage en het moment waarop de fietser kwam aangereden, was volgens de gemeente een dusdanig korte periode dat er geen gelegenheid was geweest om adequate maatregelen te treffen om weggebruikers te waarschuwen voor de mogelijke gevolgen c.q. de gevaren voortvloeiende uit de ontstane situatie. Omdat de fietser op het trottoir reed en met opgetrokken benen (dus los van de pedalen) er blijk van gaf door de fontein te willen rijden, kan het gebeuren dat de fietser in het gat reed. De handelswijze van de fietser blijkt ook uit de verklaring van een medewerker van het waterleidingbedrijf. Het gat in het fietspad is pas later aangebracht om de lekkage te herstellen.
Beoordeling kantonrechter
In zijn oordeel stelt de kantonrechter voorop dat de gemeente als wegbeheerder een zorgplicht heeft voor het goede onderhoud van zijn wegen. Als wegbeheerder is de gemeente ook verplicht te zorgen voor een deugdelijke afzetting van gevaarzettende situaties. De kantonrechter meent dat niet is gebleken dat er sprake was van ondeugdelijk wegbeheer. Het ontstane gat was ontstaan als een direct gevolg van het ontstaan van de derde lekkage in de hoofdwaterleiding onder het geasfalteerde fietspad bij de rotonde. Het ontstaan van deze lekkage en daarmee het ontstaan van het gat kan de gemeente niet worden verweten.
De vraag is echter of de gemeente na het ontstaan van het gat nalatig is geweest met het waarschuwen van de weggebruikers, waaronder ook de fietser. In het kader van deze rechtsvraag acht de kantonrechter de exacte locatie van het gat, fietspad of trottoir, niet relevant. Met de gemeente is de kantonrechter van oordeel dat het hier gaat om een incident, een plotseling en onvoorzien van buitenkomend gebrek in de weg. Ook bij een dergelijk gebrek moet de wegbeheerder in actie komen. In dit geval reed de fietser echter kort (enkele minuten) na het ontstaan van het gebrek in het gat. Dit is een omstandigheid waarbij het voor de gemeente onmogelijk was om preventieve maatregelen te nemen, zoals het waarschuwen van de aanwezige weggebruikers. In deze zaak is de zogenaamde ‘tenzij-clausule’ van artikel 6:174 lid 1 BW aan de orde. Ook al was de gemeente bekend geweest met de beschreven situatie, dan nog zou de gemeente – gezien het korte tijdsverloop – machteloos zijn geweest, omdat de tijd te gering was om afdoende maatregelen te treffen. Met betrekking tot de vraag of de gemeente als wegbeheerder aansprakelijk is op grond van artikel 6:162 BW, oordeelt de kantonrechter dat de gemeente niet is tekortgeschoten in zijn zorgplicht. Ook hier geldt dat de tijd voor het nemen van deugdelijke beveiligingsmaatregelen te gering was. Op het moment van het ongeval was dan ook nog geen sprake van nalatig handelen in die zin dat het een onrechtmatige daad ex artikel 6:162 BW oplevert.
Rechtbank Breda (sector kanton) 23 april 2008, LJN BD0639
Auteur: Margriet Verhoog
Reactie plaatsen •