Fietser gewond bij wegversmalling (VK 5/2009)
In Verkeerskunde 05/2009 (p. 10) staat een case beschreven.
Een fietser valt tegen een betonnen rand aan de rechterkant van een wegversmalling aan en komt ten val. Daarbij loopt hij letsel op en beschadigt zijn fiets. Hij vordert betaling van zijn schade aan de wegbeheerder.
Hieronder volgt een toelichting:
Bij de afweging van de rechter of er sprake is van aansprakelijkheid van de wegbeheerder is het van belang op welke wijze de versmalling van het fietspad is aangegeven. Daarnaast is het van belang wat het slachtoffer stelt en kan bewijzen. Daarom hierbij een deel van de cases zoals beschreven in het blad Verkeersrecht.
De wegversmalling waar het in deze zaak om gaat, wordt gevormd door twee betonnen randen die links en rechts parallel aan de as van de weg zijn aangebracht. De wegversmalling brengt mee dat tegemoet rijdende auto’s elkaar vanwege die betonnen randen, niet gelijktijdig kunnen passeren. Hiermee wordt, zoals de wegbeheerder naar voren heeft gebracht, een snelheidsverminderend effect en daarmee een verhoging van de algemene verkeersveiligheid beoogd. Weggebruikers, waaronder fietsers, worden op de aanwezigheid van de wegversmalling geattendeerd door verkeersbord J17, dat ongeveer 40 meter voorafgaand aan de wegversmalling is geplaatst. Voorts staat vast dat de betonnen randen wit geschilderd zijn zodat ze afsteken tegen het wegdek. Aan de voor- en achterzijde van de randen zijn zwart-witte retroreflecterende zuiltjes geplaatst.
Niet betwist door het slachtoffer is dat de weg voorafgaande aan de versmalling kaarsrecht is. Het slachtoffer heeft onvoldoende onderbouwing gegeven voor zijn standpunt dat de strook aan de rechterzijde van de verkeerszuil zo smal is dat er een gevaarlijke situatie is ontstaat door als fietser van deze strook gebruik te maken.
De wijze waarop de wegversmalling is aangegeven voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden kan stellen. Het Hof overweegt dat de wegbeheerder voldoende maatregelen heeft getroffen om ook de niet oplettende weggebruiker te attenderen op de aanwezigheid van de wegversmalling. Niet valt in te zien, nu het slachtoffer daarover niets heeft gesteld, waarom hij het waarschuwingsbord J17 niet heeft kunnen zien. Zelfs als hij het bord heeft gemist, valt niet in te zien waarom de wegversmalling voor hem onopgemerkt is gebleven, gelet op de hierboven genoemde markeringen. Het slachtoffer heeft ook onvoldoende aangegeven op welke wijze de wegbeheerder anders had moeten handelen.
Conclusie: de wegbeheerder heeft naar het oordeel van de rechter op voldoende wijze gewaarschuwd voor de wegversmalling. Het slachtoffer daarentegen heeft onvoldoende aangetoond dat de wegbeheerder anders had moeten handelen.
Auteur: Joske van Lith
Reactie plaatsen •