Een echte toets op vakbekwaamheid is er niet
‘Wij vertegenwoordigen in naam meer mensen dan er lid zijn’
Jan Ploeger, werkzaam als programmamanager mobiliteit en duurzame energie bij de provincie Zuid-Holland, spreekt in dit interview vanuit zijn - misschien wel belangrijkste - nevenfunctie: voorzitter van de afdeling Verkeer en Vervoer binnen het Koninklijk Instituut van ingenieurs, KIVI. ‘De enige beroepsvereniging voor verkeerskundigen, voor zover ik weet', zegt Ploeger.
Op de vraag of daar twijfel over zou moeten bestaan, zegt Ploeger: ‘Verkeerskunde is per definitie een breed vakgebied. Het bestaat uit een heel gamma aan aspecten tussen alfa (de menskant, het gedrag) en bèta (de techniek). Onze leden kunnen goed ‘tekenen en rekenen’ en dat is ook vaak hun achtergrond, maar het gaat er in de verkeerskunde ook om dat je tekeningen kunt vertalen naar een betere infrastructuur die goed is ingepast in de ruimtelijke, fysieke omgeving. Dat is voor ons de afbakening van het vakgebied en het betekent ook dat dit vak meer vereist dan alleen technische kennis. Je zit in je werkveld altijd in een brede omgeving van mensen met heel verschillende achtergrond en disciplines . Wat we als vakgroep doen is verbanden leggen en relaties onderhouden om te weten hoe die andere werelden werken.
Probleem van de vakafdeling is volgens Ploeger dat het in naam meer mensen vertegenwoordigt, dan er lid zijn. En van de circa 500 leden zijn ook nog eens aardig wat pensionado’s. Vakmensen die opgeleid zijn in een tijd dat verkeerstechniek nog sterk de boventoon voerde. Intussen schuift het vakgebied op richting gedrag en ICT-toepassingen. Hoe vangt de afdeling dat op? Ploeger: ‘Er is in principe geen drempel voor zij-instromers. Probleem is misschien wel dat er veel zij-instromers zijn zonder beroepsopleiding, terwijl die mogelijkheden er volop zijn via het reguliere hbo- en wo-onderwijs en via NOVI-academie, CROW en Post Academisch Onderwijs. Een rigide toelatingsbeleid om lid te worden van de vakgroep is er desondanks niet, benadrukt Ploeger: ‘Het lidmaatschap is niet gebonden aan opleidingen maar aan het beroepenwerkveld.’
Anderzijds maakt Ploeger zich wel zorgen over de verkeerskundige kwaliteit in het werkveld. ‘Met name als het gaat om ontwerpen. En dat geldt ook aan opdrachtgeverskant. ‘Als zij geen eisen stellen aan kwaliteit, dan kan je helaas nog weg komen met een slecht ontwerp. Een echte toets op vakbekwaamheid in het vakgebied is er niet .En dat is ook wel lastig, omdat het vakgebied zo breed is en niet eenduidig is. Er zijn veel disciplines die werkzaam zijn aan een goed werkend fiets-, OV-, weg-, en watersysteeem. Daarom gaat het al snel om meer dan het aantonen van je eigen vakbekwaamheid.
Zelfregulerend kwaliteitsmechanisme
Nieuw in dit verband is overigens wel een eerste pilot binnen KIVI-verband met het uit Engeland afkomstige vakbekwaamheidstoetssysteem van ‘chartered engineer’. Ploeger: ‘Daarbij word je als beroepsbeoefenaar door beroepsgenoten gecontroleerd.’ En dat zou je zelf ook moeten willen, benadrukt hij. ‘Als mijn ontwerpkennis niet om de zoveel tijd wordt bijgeschoold, zou ik er zelf ook niet meer gerust op zijn. Eigenlijk zou er binnen de beroepsgroep een zelfregulerend kwaliteitsmechanisme moeten zijn. Dat is er nog niet, maar ik zou dat debat graag willen voeren.’
Niet in de laatste plaats in het kader van verkeersveiligheid. Met name eenzijdige ongevallen met de fiets zijn vaak te herleiden tot ontwerpfouten. Ik vind het bijvoorbeeld onthutsend hoe weinig de Ontwerpwijzer Fietsvoorzieningen binnen gemeenten wordt gebruikt. Tegelijkertijd signaleer ik dat we het lerende vermogen wat zijn kwijtgeraakt. We weten naar mijn gevoel nu minder van mobiliteit dan 20 jaar geleden. Kijk naar de uitgeklede CBS-statistiek, en ondanks de OV-Chipkaartregistratie hebben we nog steeds geen openbare OV-data tot onze beschikking.’ En je ziet dat de Wet Personenvervoer wordt gecontroleerd op juridische uitvoering, maar niet op zijn oorspronkelijke doelen. Zo doet iedereen op zijn eigen manier iets aan evaluatie en kwaliteitscontrole, maar het wordt niet meer centraal uitgewisseld. Er is weliswaar veel activiteit rondom kennisborging in het vakgebied, maar het is versnipperd. Daardoor is er geen bestendige lijn om dingen breed en structureel te verbeteren. Ondanks de instituties die zijn bedacht om kennis te bundelen en te verspreiden, zoals CROW-KpVV en SWOV, wordt het vakkennissysteem zelf niet geëvalueerd.
Jaloezie
Er zijn overigens vakverenigingen waar dit wel lukt, erkent Ploeger. ‘Zo kan ik met enige jaloezie kijken naar de vereniging van milieukundigen. Daar is het vakmensen gelukt om hun vak beter op orde te krijgen. Voorheen had het verkeerskundecongres die functie, maar daar zie ik al jaren geen hoogleraar meer rondlopen. Begrijpelijk, want zij moeten in het Engels publiceren en zitten in andere werelden.
Mijn eigen vakkennis? Die houd ik op peil door regelmatig presentaties te horen en te lezen en ook in mijn eigen werkomgeving leer ik veel. Maar er valt zeker nog een brug te slaan naar de brede kanten van het actuele vakgebied en naar de historische kennis.’
Auteur: Margriet Verhoog
Jan Ploeger, voorzitter afdeling Verkeer en Vervoer van het KIVI
Reactie plaatsen •