Column: 'Alleen en alleen technische verbeteringen'
Jan Anne Annema, universitair docent transportbeleid, TU Delft
'Om de milieuproblemen van verkeer in de toekomst verder op te lossen zijn er slechts drie oplossingsrichtingen: technische verbeteringen, technische verbeteringen en technische verbeteringen’. Ik hoor het me beweren op een symposium en schrik er zelf van.
Soms kun je in verbazing naar jezelf luisteren. De zaal gelooft er geen bal van. Zelden ben ik in een pauze zo vaak benaderd door mensen die zeggen dat wat ik hier beweer, onzin is. Ook flinke gedragsveranderingen in verkeer en vervoer zijn in de toekomst nodig om het milieu te redden, beweren mijn opponenten.
Maar is mijn stelling onzin? Ik werp in deze column twee verdedigingslinies op rondom mijn stelling. De eerste is de invloed van technische verbeteringen op emissies van verkeer in het verleden. In de periode van ruwweg 1990 tot 2009 zijn emissies van wegverkeer indrukwekkend gedaald. Koolmonoxide met 47 procent, vluchtige organische stoffen met 76 procent, stikstofoxiden met 50 procent, fijnstof met 50 procent, zwaveloxiden met meer dan 95 procent en lood met 100 procent. Alleen de uitstoot van kooldioxide is niet gedaald, maar toegenomen met 31 procent. Alle cijfers heb ik gejat van het Planbureau voor de Leefomgeving. De oorzaken zijn technische verbeteringen, afgedwongen door beleidsmaatregelen. Het toepassen van de driewegkatalysator in benzineauto’s is een bekend voorbeeld van een technische verbetering. Volgens mij verdient dat ding een standbeeld.
Oké, maar is er dan helemaal niets – zelfs geen klein procentpuntje? – van de emissiedaling te danken aan iets anders dan aan technische verbeteringen? Volgens mij niet. Er zijn vooral in de jaren 90 van de vorige eeuw pogingen gedaan om mensen meer hun auto te laten staan, maar een succes zijn al die pogingen niet geworden. De tweede verdedigingslinie rondom mijn stelling, is mijn idee over de onverbeterlijkheid van de mens. Neem mijn moeder, die ten tijde van het schrijven van dit stukje stralend opbelt: ‘Ik vlieg eerst naar Vancouver om daar dan de boot te nemen.’ Het is haar tweede verre reis alweer dit jaar. ‘Daar gaat mijn erfenis’, denk ik. Mijn moeder reist al jaren de wereld rond. Dat reizen van hot naar her, doen steeds meer mensen. En dat alleen maar vanwege een stomme wet, in combinatie met onze liefde voor snelheid. De wet heet ‘behoud van reistijd’. Al in de jaren 70 van de vorige eeuw ontdekten Amerikaanse onderzoekers deze wet, die zegt dat mensen hun reistijd constant houden. Jan reist een half uur per dag. Piet zelfs tweeënhalf uur. En Wim 50 minuten. Gemiddeld reizen ze 75 minuten per dag. En dat is precies wat de wet zegt: gemiddeld reizen mensen per dag overal ter wereld 75 minuten per dag. En dat doen ze al eeuwen en eeuwen.
Vroeger liepen we vooral in die 75 minuten in Nederland. En namen we zo nu en dan de trekschuit. Tegenwoordig rijden we vooral auto in die 75 minuten en nemen we zo nu en dan het vliegtuig. Zoals mijn moeder. Over 20 jaar woont mijn dochter in Amsterdam. Ze werkt dan in Parijs en vliegt tien keer per jaar naar de Verenigde Staten voor een vergadering. Het is een rare wet. Want als je sneller kunt reizen, kun je met de bespaarde tijd leuke andere dingen doen. Toch? Nee, helemaal niet: we blijken bespaarde reistijd door hogere snelheden om te ruilen in meer reizen. Het is met het oog op de verkeersemissies ook een vervelende wet. Want de wet zorgt in combinatie met onze liefde voor snelheid onverbeterlijk tot meer vervoer. En dus – als we technisch niets doen – tot een hoog brandstofgebruik en veel emissies. We kunnen wel hopen op gedragsverandering richting meer fietsen, meer openbaar vervoer, minder vliegen, minder woonwerkkilometers, meer naar België op vakantie (tip: doe dat overigens wel, want het is fantastisch daar), meer thuisblijven, maar die hoop is volstrekt kansloos.
Kortom: verdedigingslinie 1 zegt dat we het tot nu toe uitsluitend van succesvolle technische verbeteringen hebben gehad. En verdedigingslinie 2 zegt dat andere oplossingen dan technische verbeteringen om emissies terug te dringen kansloos zijn. De vraag is wel: welke technische verbeteringen? Ik heb eigenlijk geen idee. Misschien elektrisch vervoer. Misschien biobrandstoffen. Misschien waterstof. Misschien hele schone en zuinige dieselauto’s. Of misschien een briljante uitvinding van een Chinese vrouw – opgeleid aan de TU Delft uiteraard – die juist op het moment als u dit leest op haar zolderkamer een uitvinding doet. Een uitvinding waarmee we in 2025 zonder emissies, snel en geruisloos kunnen reizen.
Mijn stelling betekent overigens niet dat technische verbeteringen vanzelf komen. En dat de overheid achterover kan leunen. Ik denk dat nog sterkere emissie-eisen aan voertuigen en brandstoffen dan nu, wereldwijd nodig zijn om allerlei mensen relatief snel hun technische Eureka-momenten te laten krijgen. Ook ben ik ben een volstrekte optimist in de gedachte dat de mens technisch enorm creatief is.
Zo, na het schrijven van deze column weet ik weer twee dingen: ik ben het met mezelf eens en mijn erfenis gaat eraan.
Auteur: Joske van Lith
Jan Anne Annema
Reactie plaatsen •