Herrie in het verkeer
Gemotoriseerde voertuigen maken van zichzelf al geluid en door je eigen gedrag kun je ervoor zorgen dat er nog meer geluid vanaf komt. Wanneer is er sprake van onnodig geluid en waar ligt de grens van wat nog mag? Deze keer duiken we in de wereld van geluid in het verkeer.
Om maar meteen met een wetsartikel te beginnen: artikel 57 van het RVV 1990 stelt dat bestuurders van een motorvoertuig, bromfietsers en snorfietsers met hun voertuig geen onnodig geluid mogen veroorzaken. De boete hiervoor is vorig jaar verlaagd van 400 naar 250 euro, omdat dat volgens het openbaar ministerie ‘maatschappelijk acceptabel is’, zoals ik onlangs schreef. Maar, als je het heel bont maakt, loop je ook nog eens het risico dat je maximaal twee jaar de weg niet meer op mag (artikel 92 RVV 1990).
Voor de rechter worden de mooiste excuses voor al dat lawaai gebruikt, zoals “ik schakelde verkeerd”, of “dat komt door mijn ventilatie”. En steeds weer legt de rechter uit dat ‘onnodig geluid’ geluid is dat het normale, geaccepteerde, door het voertuig veroorzaakte geluid te boven gaat. Het gaat er niet om dat iemand er last van heeft of dat een bepaald geluidsniveau wordt overschreden. Als er ‘normaal’ wordt gereden met een voertuig met wettelijk toegestane onderdelen waaraan geen wijzigingen zijn aangebracht, kan er geen sprake zijn van ‘onnodig geluid’.
Natuurlijk kunnen sommige goedgekeurde uitlaatsystemen soms als hinderlijk worden ervaren, maar die geven geen onnodig geluid in de zin van artikel 57 RVV 1990. Het gaat dus altijd om het gedrag van de bestuurder, zoals wegrijden met een onnodig hoog toerental, remmen met piepende banden, of knutselen aan je uitlaat. Het maakt niet uit of dat gedrag per ongeluk of opzettelijk was. Het gerechtshof stelt: “Het gaat erom dat er, op het gehoor, onnodig geluid wordt veroorzaakt.” Wie dat bepaalt? De agent die er getuige van is.
Te stille voertuigen
Te weinig geluid kan ook een probleem zijn, bijvoorbeeld bij elektrische voertuigen. Die zijn vaak zo stil dat je ze pas hoort aankomen als ze meer dan 20 km/uur rijden; wanneer de wind en het contact met het wegdek voldoende geluid genereren. Geluid is een belangrijke factor in veiligheid op de weg voor fietsers en voetgangers, niet alleen voor blinden of slechtzienden. Sinds 2017 is er een Europese richtlijn, VN/ECE-reglement nr. 138 terug te vinden als artikel 5.2.71 lid 3 van de Regeling voertuigen, die geluidseisen aan stille voertuigen stelt, waaronder de eis dat ze geluid moeten maken om op te vallen. Zo is er bijvoorbeeld een Quiet Vehicle Sounder op de markt met ‘een uniek ssssttt-geluid dat niet hinderlijk is voor het gehoor en snel in de omgeving opgaat’.
Toeteren
Toeteren of claxonneren valt niet onder ‘onnodig geluid’ van artikel 57 RVV 1990 maar onder artikel 28. Dat artikel zegt dat bestuurders (dus ook fietsers) alleen geluidssignalen en knippersignalen mogen geven om dreigend gevaar af te wenden. De boete hiervoor is ‘slechts’ 95 euro. In de Regeling voertuigen is te vinden wat voor geluidssignalen zijn toegestaan: ‘personenauto’s moeten zijn voorzien van ten minste een geluidssignaalinrichting die bestaat uit een goed werkende hoorn met vaste toonhoogte. Een samenstel van zodanige, tegelijk werkende hoorns wordt als één hoorn beschouwd’ (artikel 5.2.71 lid 1). Een ‘Tour-de-France hoorn’ mag dus niet; een hoorn die verschillende tonen tegelijk laat horen, zoals bij sommige vrachtwagens, wel. Voor fietsers is het uiteraard ook geregeld: ‘fietsen moeten zijn voorzien van een goed werkende bel’ (artikel 5.9.71).
Omgevingswet
Er zijn regels voor geluid dat van wegen afkomt. Met de komst van de Omgevingswet gaat daarin het een en ander veranderen. Zodra de Omgevingswet in werking treedt, zijn het de gemeenten die via hun omgevingsplan verkeersgeluid kunnen (en moeten) reguleren. De regels in het omgevingsplan moeten voldoen aan de instructieregels van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl, voor gemeenten vooral artikel 5.78 en verder).
De bescherming van geluidgevoelige gebouwen verbetert aanzienlijk met de nieuwe regels, onder meer doordat geluidbronnen voortaan gezamenlijk moeten worden beschouwd. De nieuwe geluidregels bevatten nieuwe begrippen als ‘standaardwaarde’ en ‘grenswaarde’. Geluid op geluidgevoelige gebouwen tot aan de standaardwaarde is toegestaan. Een waarde tussen de standaardwaarde en de (hogere) grenswaarde kan toegestaan worden zolang de geluidswaarde binnen het gebouw niet overschreden wordt. Daar geldt lokale afwegingsruimte voor de gemeente. Geluid boven de grenswaarde is in beginsel niet toegestaan.
Artikel 5.78 Bkl bijvoorbeeld, regelt dat geluid op geluidgevoelige gebouwen door hogere verkeersintensiteiten als gevolg van een omgevingsplanwijziging niet meer dan 1,5 dB mag toenemen. Gebeurt dat wel, dan moet de gemeente maatregelen nemen om in ieder geval de geluidwaarde binnen het gebouw niet te overschrijden. De beoordeling van geluid moet dus simpel gezegd aan twee eisen voldoen: houd rekening met geluid en voorzie in aanvaardbaar geluid. Door ‘evenwichtige toedeling van functies aan locaties’, de opvolger van ‘goede ruimtelijke ordening’, kan de gemeente ontwikkelingen sturen en daarbij rekening houden met alle aspecten van de fysieke leefomgeving.
Naar een stillere toekomst
Geluid kan schadelijk zijn voor de gezondheid. De wetgever heeft dan ook al langer strafbepalingen opgesteld voor diverse soorten onnodig geluid. Gemeenten krijgen straks via de Omgevingswet de taak om bewoners te beschermen tegen schade aan de gezondheid door geluid. Wij kunnen daar met z’n allen natuurlijk ook veel aan doen. Bijvoorbeeld door je in het verkeer te gedragen zoals je dat in de rijlessen hebt geleerd. Of door je aan te sluiten bij de Nederlandse Federatie Omgevingslawaai Motorvoertuigen (NEFOM), die zich terecht druk maakt om alle hinderlijke en vaak nodeloze verkeersgeluid.
Deze juridisch blogs worden afwisselend geschreven door Sander Bonhof (BonoTraffics) En Herbert Korbee (Korbee & Hovelynck)
Reactie plaatsen •