Tussen servet en tafellaken
Dé actuele vraag rondom verkeerseducatie luidt: is permanente verkeerseducatie voldoende geëmancipeerd om te integreren binnen de regionale verkeersveiligheidsaanpak of heeft het nog tijd nodig om te ontwikkelen tot een solide kennisprogramma met kwalitatief meetbare tools voor alle leeftijden? Wilma Slinger, senior adviseur bij het Kennisplatform Verkeer en Vervoer en schatkistbeheerder van de verzamelde tools voor verkeerseducatie, schetst de discussie.
Alle overheden zien het belang in van verkeerseducatie met als gevolg dat het thema ook nadrukkelijk in het nationale Strategisch plan Verkeersveiligheid terecht is gekomen. Hierin wordt de ‘Toolkit Permanente Verkeerseducatie’ (http://pvetoolkit.kpvv.nl) genoemd als ‘een goede eerste stap in het structureren en sturen van permanente verkeerseducatie (PVE)’. Naast een educatieve meetlat langs producten, wordt de behoefte genoemd aan kennis over de effectiviteit van educatieve maatregelen, evenals een regio-overstijgende aanpak om de aansluiting tussen de verschillende leeftijdsgroepen, doelgroepen en aandachtsgebieden te waarborgen en versnippering te voorkomen. Grote vraag is of en hoe er in navolging van de bekende autoriteitsinstituten, zoals CROW en SWOV een instituut voor PVE moet komen om deze gewenste kwaliteit, samenwerking en integraliteit te waarborgen. Logisch lijkt, zo besluit de nota, om aan te sluiten bij bestaande organisaties. Intussen heeft Twynstra Gudde op basis van onderzoek het advies gegeven dat PVE meer verbindingen moet gaan leggen met andere organisaties en aspecten van verkeersveiligheid. Maar hoe organiseer je dat en volgens welk tijdpad? Een belangrijke voorwaarde voor integratie is volgens Slinger, dat PVE voldoende geëmancipeerd is alvorens op te gaan in grotere verbanden. Slinger betwijfelt of het leerprogramma zelf, als ook de effectiviteit van de verschillende tools al voldoende te kwalificeren zijn. ‘In 2007 heeft de SWOV het eerste, zogenoemde EVEO-onderzoek gedaan naar de effecten van verkeerseducatieprojecten. Daaruit bleek dat van veel projecten weinig tot geen effect te meten was.’ Enerzijds bleek het lastig om deze effecten te meten zijn omdat het effect van educatie afhankelijk is van veel factoren. Anderzijds is het voor Slinger ook een vraag of educatieprojecten wel goed aansluiten bij de juiste doelgroep. ‘Met EVEO in het achterhoofd moeten we niet alleen doorgaan met evaluatie, maar ook het instrumentarium hiervoor gebruikersvriendelijker maken. Mijn wens is om kwalitatieve kenmerken te vinden die zich lenen voor een soort benchmark vooraf.’
Veilig Verkeer Nederland (VVN) heeft intussen een educatieve meetlat opgesteld voor de leeftijdscategorie 12-24 jaar die in juni wordt gepresenteerd. Deze bevat een aantal checkpunten waar je op moet letten als je deze doelgroep iets wilt leren over verkeer zoals het gegeven dat er een verschil is tussen jongens en meisjes in het opnemen van informatie. ‘Maar’, zegt Slinger, ’het is geen instrument voor effectmeting.’
Aan productontwikkeling zelf is overigens geen gebrek. Slinger signaleert nog steeds een groot enthousiasme om nieuwe producten te ontwikkelen bij overheden, belangenorganisaties en in de markt. Tegelijkertijd is de vraag hoe hierop het overzicht te houden en eventueel te sturen sinds de decentralisatie van verkeersveiligheidsbudgetten. Het overkoepelend orgaan van de ROV’s, het LOVG maakt nu een start met werkgroepjes per project en doelgroep. Een daarvan is het project toolkit. Als het aan Slinger ligt ontwikkelt de toolkit zich tot een leeftijdsbreed kennisprogramma met maatregelen die generiek zijn en breder (kunnen) worden toegepast dan in één regio. Praktisch probleem daarbij is dat het lastig is om gedecentraliseerd geld te investeren in nationale, dan wel regio-overstijgende projecten.
Wat levert dit wensbeeld op? ‘Je hebt zeker lokale netwerken nodig, maar er zijn onderwerpen die nationaal beter tot hun recht komen. Met name evaluaties zijn belangrijk om nationaal te bundelen, om er geld en mankracht voor te verzamelen en vooral om zo van elkaar te leren. Sterker nog, als we elkaar niet snel kunnen vinden in regio-overstijgende projecten dan vrees ik dat we op weg gaan naar kennisversnippering.
Zojuist sluit Slinger een eerste evaluatie van de toolkit PVE af. ‘Positief is dat er minder witte vlekken zijn bij de producten voor diverse leeftijdsgroepen. Bij de basisschoolleeftijdsgroep blijft het aantal producten onverminderd hoog. Positief vindt Slinger het signaal dat er beleidsmatig steeds breder wordt gekeken dan alleen naar de doelgroep die het basisonderwijs volgt. Om ten slotte toch een basisschoolproduct te noemen als lichtend voorbeeld: het verkeerslabel dat vanuit Brabant, op basisschoolniveau wordt uitgevoerd en intussen al zes provincies heeft bereikt. ‘En nu ermee doorstomen naar het voortgezet onderwijs.’
Auteur: Joske van Lith
Reactie plaatsen •