Nieuw Nederlands exportproduct
Remi Tops, new business manager, Peek Nederland, partner in DITCM:
‘Mjn gevoel zegt dat we het point of no return voorbij zijn’
Remi Tops over het samenwerkingsverband DITCM, waarin hij meewerkt aan de bedrijfsmatige opbouw van een innovatieve praktijktestomgeving tussen Eindhoven en Helmond (Brainport Regio Eindhoven). Hier kunnen allerlei internationale diensten en producten voor coöperatieve systemen in de keten worden getest: op de weg, met wegkantsystemen, met intelligente voertuigen én met ingehuurde testpersonen.
Nederland is volgens Remi Tops van Peek op weg om het domein coöperatieve systemen te kunnen claimen als nieuw exportproduct. Het product bestaat uit toegepaste wetenschappelijke kennis en praktijkgeteste(deel)producten en diensten voor coöperatieve mobiliteit. Kennisproducent is DITCM, Dutch Integrated Testsite for Cooperative Mobility. In deze breed samengestelde DITCM-groep zitten alle partijen die elkaar nodig hebben om coöperatieve mobiliteit tot een succes kunnen maken: overheid, bedrijfsleven en kennisinstituten.
Voor een van de DITCM-partijen, Peek, spreekt new business manager Remi Tops: ‘Wij brengen als bedrijf en als partner technologie en kennis in en kijken vooral met een bedrijfsmatige blik naar de ontwikkeling van het DITCM-concept. Wij nemen deel aan DITCM omdat we zelf al behoorlijk hebben geïnvesteerd in coöperatieve systemen, maar daarmee ben je er nog niet.’ Coöperatieve systemen zijn ketensystemen, die een interactie teweegbrengen tussen wegbeheerder, wegkant, voertuig en weggebruiker.
Geen enkele partij produceert die hele keten. Tops: ‘De autofabrikant wil wel een systeem maken voor auto’s, maar gaat geen verkeersregelaars installeren of aanpassen. En dan kom je al gauw in een kip-ei-situatie, maar tegelijkertijd op de kern van het succes van coöperatieve systemen: beide kampen, markt en overheid moeten gelijk oplopen.’
En wil je ‘gelijk oplopen’ dan moet je volgens Tops – ook als bedrijf – kennis delen. ‘Daarnaast geldt dat als je andere partijen kunt interesseren om nieuwe services of diensten te ontwikkelen, dan wil je die ook testen.’ Om nu een, voor iedere partij toegankelijke testomgeving aan te bieden, compleet met weg, weg(kant)systemen, voertuigen én testpersonen, schrijft Tops nu mee aan een gemeenschappelijk businessplan voor een nieuwe entiteit waarbinnen dit allemaal mogelijk wordt.
Naast deze (commerciële) testomgeving ontwikkelt DITCM een open kennis- en innovatieplatform. Dit platform zit in dezelfde fase van ontwikkeling. Tops: ‘Het is weliswaar een open platform, maar het moet wel beheerd worden, overlegstructuren kennen en een agenda hebben. De opzet is een stuk vrijblijvender dan het ‘testbedrijf’, maar het moet wel een ontmoetingsplaats worden, een netwerk genereren en voortbouwen op de Roadmap die er nu voor is bedacht. Tops is overtuigd van het potentiele succes, want merkt nu al dat DITCM internationale aandacht trekt en dat Nederland in het buitenland wordt genoemd als voorloper op coöperatieve systemen.
Wat zijn de kritische succesfactoren? Tops: het open innovatiestuk is best lastig, want met name bedrijven willen nog wel eens hun kaarten dichtbij de borst houden, maar we moeten niet kinderachtig doen in het delen van kennis. Ons gemeenschappelijke belang is voorsprong nemen en houden en naar buiten treden met oplossingen. Daarnaast hebben we kritische massa nodig. Om de coöperatieve systemen operationeel te krijgen is een zetje nodig van een aantal grote partijen om tenders uit te schrijven. En ook standaardisatie op alle niveaus is een randvoorwaarde.
Gebeurt dat niet dan betekent dat geld weggooien. De Europese Commissie heeft dat begrepen en een deel van de WiFi 5,9GHz band toegewezen aan ITS-toepassingen. Zo is onder meer de standaard 802.11p ontstaan. Dit protocol hebben we geadopteerd en moet nu volwassen worden. Wij willen natuurlijk graag een voorsprong houden op de concurrent, maar hebben ook een kader nodig.
Wat we tot nu toe misten is die ‘facility poot’, die testomgeving die verder gaat dan de labomgeving. Wat me nu maken is soort pre-praktijkomgeving; een multidisciplinair en multifunctionele pilotomgeving die het hele gebied tussen Eindhoven en Helmond kan omvatten. Dit hele project heeft toekomst als het zichzelf kan bedruipen. En er zijn genoeg denkbare kandidaten voor de proeftuin. Denk aan steden die iets moeten doen met brandstofbesparing en CO2-reductie. Ook kun je allerlei projectvoorstellen richten aan de Europese Commissie, maar wat doe je aan het eind van zo’n project? Wij kunnen pilots nu structureel uitvoeren.
Mijn gevoel zegt dat we het point of no return voorbij zijn. Vraag een willekeurige mobiliteitsdeskundige naar de toekomst en hij zegt: ‘interactie tussen voertuig en infrastructuur’. Met het DITCM-concept tellen we als land mee in de automotive-industrie zonder zelf een groot automerk te produceren. Kijk naar TNO; het is indrukwekkend wat ze daar in de breedte doen voor meerdere grote automerken.
Als het gaat om coöperatieve systemen, dan hebben wij nu al een reeks producten waar we vandaag direct mee aan de slag kunnen; het is veel tastbaarder dan menigeen denkt.
Auteur: Margriet Verhoog
Foto: Rien Meulman Fotografie
Reactie plaatsen •