Juridische blog: 'Gladheidsschade? Een lastig verhaal'
In de vorstperiode van begin februari werd de vraag weer actueel of schade als gevolg van gladheid verhaald kan worden op de wegbeheerder. Je zou zeggen dat daarover alles inmiddels wel is gezegd, maar het blijft een lastig verhaal. In deze blog een beknopt overzicht van de stand van zaken in de rechtspraak.
Door Herbert Korbee
Draag je eigen schade
Een belangrijk uitgangspunt in het recht is dat iedereen z’n eigen schade draagt. Een ongeluk zit immers in een klein hoekje, schouders er onder en doorgaan. Een ander belangrijk uitgangspunt in het recht is echter dat je een ander geen schade mag berokkenen. Want in dat geval kan de schade ‘verplaatst’ worden naar de veroorzaker. Voor wegen is de mogelijkheid om schade op een ander te verhalen neergelegd in artikel 6:174 van het Burgerlijk Wetboek:
“De bezitter van een opstal die niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, en daardoor gevaar voor personen of zaken oplevert, is, wanneer dit gevaar zich verwezenlijkt, aansprakelijk, tenzij aansprakelijkheid op grond van de vorige afdeling zou hebben ontbroken indien hij dit gevaar op het tijdstip van het ontstaan ervan zou hebben gekend."
Het eerste gedeelte (tot aan ‘tenzij’) gaat over de gebrekkigheid van een weg: is de kwaliteit onder het niveau dat je er op dat moment van mag verwachten, dan is de wegbeheerder aansprakelijk voor alle schade die nu of later door die gebrekkigheid wordt veroorzaakt. De meeste discussies gaan over het tweede gedeelte (vanaf ‘tenzij’): als de wegbeheerder wist van het gevaar maar geen onzorgvuldigheid kan worden verweten, is de wegbeheerder niet aansprakelijk. De bedoeling van de wetgever is duidelijk: weggebruikers moeten er rekening mee houden dat wegen niet steeds in perfecte staat verkeren.
Gebrek, beoordelingsvrijheid en onzorgvuldigheid
In de uitspraak over de gebrekkigheid van de doorgebroken dijk bij Wilnis (HR 17 december 2010) heeft de Hoge Raad zeer uitgebreid stilgestaan bij de aansprakelijkheid van overheden voor de opstallen die zij beheren. Deze uitspraak is dan ook de standaard in het aansprakelijkheidsrecht geworden.
Uiteraard moet eerst vastgesteld worden of het wel gaat om een opstal. Kort gezegd is een opstal elk gebouw of werk dat duurzaam met de grond is verenigd. Bij een dijk was dat nog niet eerder vastgesteld, maar ook bij wegen moet altijd eerst vastgesteld worden of het gaat om een opstal èn of die opstal tot de weg behoort. Of vervolgens sprake is van een gebrekkige toestand van die opstal, hangt af van uiteenlopende zaken als de aard, de functie en de fysieke toestand van de opstal op het moment dat het gevaar zich verwezenlijkte en van het verwachte gebruik door derden. Verder zijn de kelderluikcriteria van belang waarover Sander Bonhof in een vorige blog al schreef. Ten slotte moet volgens de Hoge Raad rekening worden gehouden met de beleidsvrijheid van overheden en met de beschikbare financiële middelen. Voor aansprakelijkheid is niet van belang of de wegbeheerder wist van het gebrek en van het gevaar dat dat gebrek kan opleveren; de opstalaansprakelijkheid beschermt het slachtoffer en de beheerder kan maar beter zorgen dat hij zijn opstallen kent.
Maar ook als de gebrekkigheid van een opstal is vastgesteld en de wegbeheerder aansprakelijk is voor de schade die daardoor is opgetreden, houdt de ‘tenzij-clausule’ de deur open voor een uitzondering. Die clausule, die verwijst naar de onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW), blijkt in de praktijk ook voor doorgewinterde juristen een echte breinbreker te zijn.
Gladde wegen
Hoog tijd voor een voorbeeld. IJzel is op zichzelf niet een gebrek van een weg. Maar, zegt de Hoge Raad, ‘onder een gebrekkige toestand kan tevens worden verstaan een gevaarlijke toestand die onveranderd wordt gelaten. Hiervan is sprake als de […] wegbeheerder is tekortgeschoten in de op hem rustende zorgverplichting, waaronder het bestrijden van gladheid en het vervullen van zijn waarschuwingsplicht’ (HR 3 mei 2002)Dat betekent dus dat gladheid in eerste instantie voor risico van de weggebruiker komt. Maar na verloop van tijd verschuift het risico naar de wegbeheerder, omdat die een zorgplicht heeft om de weg in goede staat te houden. Hoe lang die tijd is, hangt af van allerlei omstandigheden en kan discussie opleveren. Dan gaat het om de ‘tenzij-clausule’. Zo is het mogelijk dat de wegbeheerder te weinig geld heeft om direct op te treden bij gladheid of andere problemen op de weg. De rechter is geneigd daar rekening mee te houden, hoewel er dan wel een goed verhaal moet komen (HR 4 april 2014). En ook wanneer de wegbeheerder al direct begint met het bestrijden van gladheid, kan in redelijkheid niet verwacht worden dat alle wegen het volgende uur al veilig zijn. Kortom, bij gladheid is het niet vanzelfsprekend dat eventuele schade aan voertuig of personen afgewenteld kan worden op de wegbeheerder.
Optreden of waarschuwen
In de winter kan een gebrek aan de weg ook bestaan uit een beschadiging aan het wegdek, waardoor bijvoorbeeld een kuil in de weg ontstaat. En door een kuil rijden kan uiteraard schade opleveren. Ook dan geldt dat je als weggebruiker rekening moet houden met een weg die niet perfect is. Rechters zijn in dit soort zaken zuinig met het toekennen van aansprakelijkheid aan wegbeheerders. Vaak wordt een flinke portie eigen schuld aangenomen. Zelfs bij een kuil van ongeveer 10 centimeter diep ging de rechter niet mee in aansprakelijkheid vanwege een gebrekkige opstal of onzorgvuldigheid van de wegbeheerder (rb Amsterdam),
Niet altijd hoeft een gebrek direct gerepareerd te worden om aansprakelijkheid af te wenden. Eén van de manieren waarop een wegbeheerder kan optreden, is door het geven van effectieve waarschuwingen. Bij een bussluis die niet zo makkelijk als zodanig herkenbaar was had de wegbeheerder een duidelijke waarschuwing voor automobilisten moeten plaatsen (HR 20 maart 1992). De komende weken zullen we bij gaten en scheuren in de weg ongetwijfeld weer vaak het bordje ‘slecht wegdek’ in de berm zien.
Niet kansloos
Kortom, wegbeheerder en weggebruiker hebben beiden een verantwoordelijkheid op de weg. De wegbeheerder moet er voor zorgen dat de staat van onderhoud niet onder een bepaald minimumniveau duikt, de weggebruiker moet er op bedacht zijn dat de weg niet steeds in perfecte staat verkeert. Uiteraard komt het wel voor dat de wegbeheerder aansprakelijk wordt gesteld voor schade als gevolg van een gevaar aan de weg. Een recent voorbeeld is de zaak van de biggenruggen in Tilburg (rb Zeeland-West-Brabant 1 december 2020). Maar uit de jurisprudentie blijkt dat eisers er rekening mee moeten houden dat hen gedeeltelijk eigen schuld kan worden verweten. Volledig ‘verplaatsen’ van schade naar de wegbeheerder is zeldzaam, zeker bij gebrekkige opstallen vanwege weersomstandigheden.
Reactie plaatsen •