'Vervoerder prikkelen tot ondernemen'
De provincie koos voor het ‘visgraatmodel’ waarbij de spoorlijnen de hoofdas of ruggengraat vormen en de bussen en regiotaxi’s de gebieden daaromheen ontsluiten. ‘Het multimodale visgraatmodel heeft veel losgemaakt’, vertelt Loek Dieteren, beleidsmedewerker openbaar vervoer bij de provincie Limburg. Hij nam deel aan een klein team dat de aanbesteding voorbereidde. ‘Reizigers waren gewend aan de bus die van A naar B ging, en nu moesten ze gaan overstappen. Ook al ging de frequentie van de bussen omhoog en werd de totale reistijd korter, we kregen in het begin veel commentaar. Er ligt hier nog een ordner vol klachtenbrieven. Politiek was de keuze voor de ‘visgraat’ dus lastig, maar we hebben het systeem de kans gegeven om te groeien.’
Reiziger centraal
Vóór 2000, nog in de tijd van de onderhandse concessieverlening, was de provincie Limburg al op zoek naar methodes om de klant centraal te stellen. Volgens Dieteren was dat een noodzaak. ‘Ov-bedrijven zagen vooral de overheid als klant, niet de reiziger. Er was weinig prikkel om te verbeteren, de overheid dekte de tekorten toch wel af. Daarom wilden wij het ondernemen in het ov maximaliseren en optimaliseren onder het motto ‘De reiziger centraal’. Daarom is onder andere in de laatste concessieverlening de combinatie gemaakt tussen bus en trein.’
De concessies zijn verleend aan Veolia Transport Limburg: in Noord en Midden-Limburg het busvervoer en treinverkeer over de Maaslijn, in Zuid-Limburg het busvervoer en het treinverkeer over de Heuvellandlijn. De contractperiode is tien jaar (vanaf 2006) en heeft een waarde van 1-1,2 miljard euro. In het concessiecontract is een basisvergoeding afgesproken die feitelijk te laag is voor een gezonde bedrijfsvoering. Er zijn reizigers nodig om genoeg geld te verdienen. Dieteren: ‘De vervoerder bepaalt binnen onze voorwaarden zelf de dienstregeling en is verantwoordelijk voor de aansluitingen. Als er door minder goede aansluitingen minder reizigers of klanten zijn, dan zijn de financiële gevolgen voor de vervoerder. Toch zien we nog een stukje oude cultuur, terugvallen op oude zekerheden. Maar we gaan niet compenseren voor verkeerde bedrijfsmatige keuzes.’
Van goed naar beter
In tweeënhalf jaar tijd is het aantal reizigers in Zuid-Limburg met 40 procent toegenomen en in Noord- en Midden-Limburg met 30 priocent. Uit deze cijfers trekt Dieteren de voorzichtige conclusie dat het visgraatmodel werkt. ‘In het begin waren er problemen met de dienstregeling en iedereen kent de verhalen over de treinen op de Maaslijn’, aldus Dieteren. ‘Dat was zeker vervelend, maar dat heeft uiteindelijk wel tot een beter en door de reizigers hoger gewaardeerd vervoerproduct geleid.’ Dieteren is de laatste om te beweren dat alles perfect gaat. ‘Natuurlijk zijn er nog zaken voor verbetering vatbaar. Maar, zoals nu wel gebeurt, in zijn algemeenheid beweren dat decentrale overheden het niet goed doen, niet kunnen aanbesteden en geen invulling kunnen geven aan hun ov-taken en -verantwoordelijkheden, is echt te kort door de bocht.’
Hypes
Hoe oordeelt Limburg nu over de gecombineerde concessieverlening? ‘Gelet op de groei van het aantal passagiers is het een succes. Wat we een volgende keer wel anders zouden doen is kijken of we nog meer prikkels bij de vervoerder kunnen leggen. Nog meer uitdaging om een product te leveren voor de reiziger. Ook een onderdeel als reisinformatie zullen we een volgende keer wellicht toch liever zelf doen. Verder word je in de loop van een concessie geconfronteerd met onvoorziene zaken, zoals de kredietcrisis die investeringsruimte beperkt. Of neem uitbestede IT die je niet in de hand hebt. Zo heeft het in de woorden van Veolia ‘lang geduurd om de software in de bus te temmen’. Die dynamiek en onvoorspelbaarheid maakt dat je niet altijd kunt ijken op hoe je het zou willen.’
‘Lastig is dat je te maken hebt met hypes. Tot vorig jaar waren gratis ov en milieu helemaal ‘in’. Nu de dynamische halte-informatie. Stuk voor stuk belangrijke aandachtspunten in het openbaar vervoer, maar de verleiding is groot om van het één naar het ander te hollen. Binnen concessievoorwaarden kun je daar inhoudelijk niet allemaal op anticiperen. Dat maakt dat samenwerking met anderen, en vooral de vervoerder, van wezenlijk belang is en blijft. En, tot slot, we hebben in Limburg niet de gouden formule gevonden. Onze invulling of methode is niet 1-op-1 kopieerbaar naar andere decentrale overheden. Wat ons goed bevalt, hoeft niet voor anderen te gelden.’
Auteur: Joske van Lith
Reactie plaatsen •