Marieke Boon is één van de oprichters van het Kenniscentrum Vrijwilligersvervoer en werkt nu zo’n drie jaar als ZZP-er voor de gemeente Amsterdam, waar ze zich samen met beleidsadviseur Willem van Waas bezighoudt met het aanjagen van vrijwilligersvervoer. “Het is een soort onzichtbaar vervoer, pas als je er aandacht voor hebt ga je het zien. Het zijn per project vaak relatief kleine aantallen, maar alles bij elkaar gaat het om best veel.” Van Waas houdt zich hoofdzakelijk bezig met inclusief vervoer en toegankelijkheidsvraagstukken.
Vrijwilligersvervoer is onzichtbaar vervoer

Bij de oprichting van het kenniscentrum dacht Boon nog dat er zo’n 50 initiatieven rondom vrijwilligersvervoer waren in de provincie Noord-Holland, de provincie zelf dacht eerder aan 15. “Het bleken er 90 te zijn.” Van Waas: “Als je terugkijkt in de geschiedenis zie je dat vrijwilligersvervoer in de gaten gesprongen is die door schaalvergroting zijn ontstaan. Neem bijvoorbeeld een grote supermarkt die verhuisde. Dan ga je zoeken naar alternatieven. Als dan bijvoorbeeld vrijwilligers ritjes voor de boodschappen gaan verzorgen, kom je erachter dat het om méér gaat dan alleen die boodschappen, maar ook om bezoek aan de kapper of om de bridgeclub.”
Toekomstvisie
De gemeente Amsterdam is sinds 2021 bezig met een toekomstvisie sociaal vervoer. Van Waas: “Wmo-vervoer wordt voor ongeveer alle gemeenten onbetaalbaar. We moeten met minder middelen meer mensen vervoeren. Om vervoer toegankelijker te maken kijken we daarom onder andere naar oplossingen vanuit de samenleving. We zijn gaan inventariseren wat er is en hoe we dat kunnen ondersteunen, van beleid tot uitvoering.”
Boon: “In Rotterdam en Den Haag kent men van oudsher een systeem van wijkbussen, per wijk een bus en een uniform functionerend systeem. In Amsterdam kennen we dat niet. Dat kan komen door een ruim Wmo-beleid, maar ook factoren spelen een rol, zoals de inrichting van de stad. In Amsterdam is er relatief veel eigenheid in de vrijwilligersinitiatieven. Deels is dat zo gegroeid en deels hebben we dat als stad ook omarmd. We hebben geen homogene bevolking, er zijn hele grote verschillen tussen diverse delen van de stad, en juist met de kleine vrijwilligersinitiatieven kunnen we goed inspelen op die verschillen.”
Verschillen
“Het ene systeem rijdt met meer subsidie, het andere rijdt met Canta’s, en weer ergens anders met auto’s of elektrische shuttles. Wat werkt hangt heel erg van de wijk in kwestie af. Een auto is in het centrum niet handig, terwijl een Canta in Nieuw-West niet handig is. Misschien lijkt het dan of het efficiënter kan, maar juist buiten de lijntjes kleuren is niet ‘fout’.” “Eigenlijk zijn de gebruikers unaniem blij met het vrijwilligersvervoer”, vertelt Boon, “Ongeveer de helft zou anders thuisblijven. Daarmee is er ook echt een sociale component, maar dat maakt het ook complex. Het gaat niet alleen over verkeer en ruimte, maar ook over het sociale domein. Dat zien we wel als een succes, de samenwerking met de gemeente is er enorm door verbeterd. Wel is er ruimte voor meer initiatieven buiten de ring.”
Vrijwilligers
“Ook de vrijwilligers zelf zijn tevreden”, vult Van Waas aan. “Het is minder adhoc dan bijvoorbeeld meedoen in een maatjesproject. We zien ook veel vrijwilligers die niet eerder ergens vrijwilliger zijn geweest. Wel vraagt het veel van de organisatie, met name van de mensen die de planning rond moeten krijgen.”
Ontschotten
“Het blijven wel schotjes”, vertelt Boon, als ze het heeft over de scheiding tussen vervoersystemen. “Met vrijwilligersvervoer mag je bijvoorbeeld geen dagbestedingsactiviteiten doen. De subsidie is niet bedoeld voor uitstapjes naar het Dolfinarium, om maar iets te noemen. Maar als een uitstapje naar de markt uitgroeit tot iets meer, ga je dan politieagent spelen? Nee, natuurlijk niet. Maar het geld uit het juiste potje moet wel voor het juiste doel worden ingezet. Dat is soms weleens lastig uit te leggen.”
Het vrijwilligersvervoer biedt vooral uitkomst voor de kortere ritten. “Als iemand die slecht ter been is een kilometer verderop moet zijn, dan is het Wmo-vervoer niet heel handig, omdat je dan met een wachttijd van een half uur geconfronteerd wordt. Dat is al een beetje vervelend als je er voor een langere rit gebruik van wil maken, maar voor een doktersafspraak van een kwartiertje is dat helemaal vervelend. En een taxi weigert zo’n korte rit gewoon. Het vrijwilligersvervoer springt precies in dat gat én kent vaak de gebruikers persoonlijk. Dan weten ze bijvoorbeeld dat ze voor mevrouw Jansen tien minuten meer nodig hebben, of dat iemand anders vast ook wel een half uurtje later kan.”