Focus op het platteland, niet op de stad
Bij het maken van beleid voor duurzame mobiliteit wordt veel te veel gekeken naar de grote steden. Om echt impact te maken zou er veel meer aandacht moeten zijn voor de tien miljoen Nederlanders die op het platteland of in middelgrote tot kleine steden wonen. “Momenteel hebben die mensen bijna geen andere optie dan de auto te pakken”, stelt Jacob de Vries van Trajan.
We hadden gedacht dat de wegen na corona een stuk stiller zouden zijn en dat files bij uitzondering nog zouden voorkomen. Hoe anders is de waarheid. Het blijkt dat thuiswerken wel degelijk een blijvertje is, maar dat de kantoordagen voor zo ongeveer iedereen hetzelfde zijn. Met als gevolg dat we op maandag, dinsdag en donderdag massaal de file induiken. “Ik had het half goed”, lacht Jacob de Vries op de vraag of hij dit twee jaar geleden had voorzien. Als directeur van Trajan houdt hij zich dagelijks bezig met mobiliteitsvraagstukken en dan met name met data die opdrachtgevers kunnen helpen bij het maken van beleid. “Dat we vaker zouden gaan thuiswerken had ik wel gedacht, maar niet dat we dat allemaal op dezelfde dag zouden gaan doen. Hoe dan ook is het een enorm winstpunt dat we niet meer voor alles klakkeloos de auto pakken. Laatst hadden we een startoverleg met een klant in Groningen. Dat doen we tegenwoordig online. Daarmee besparen we dus zo 200 kilometer heen én terug. We maken een betere afweging dan voor corona.”
Stedelijke bril
Die betere afweging draagt zeker bij aan duurzamere mobiliteit, het kan echter nog een stuk duurzamer. Toch zijn de stappen die nu worden gezet nog niet groot genoeg, vindt De Vries. “Het probleem is dat beleid over het algemeen wordt gemaakt voor en door mensen in een stedelijke omgeving. Daar is al weinig ruimte en er wordt daarom sneller gebruik gemaakt van andere vormen van mobiliteit dan de auto. Er zijn veel huishoudens zonder auto, zij kiezen bijvoorbeeld voor een elektrische bakfiets. Duurzame mobiliteit sorteert zich daar door de beperkte ruimte als vanzelf uit.”
Minder voorzieningen, meer reizen
Het probleem, vindt De Vries, zit buiten die grote steden. “Men wil wel duurzamer zijn, maar heeft de mogelijkheid niet. En dat terwijl slechts 15 procent van de Nederlanders in een van de grote steden woont. Het OV kalft af op het platteland en in kleinere steden. Gelukkig is de elektrische fiets wel in opkomst, maar verder zijn er maar weinig andere opties. Voorzieningen worden ook steeds minder, waardoor men ook voor dagelijkse boodschappen moet reizen.”
De auto-afhankelijkheid is buiten grote steden groot en de auto is daardoor heel erg verweven in dagelijkse patronen. Op jonge leeftijd al een auto bezitten is dan ook normaal. “In de grote steden heb je een fiets, totdat-ie gejat wordt”, lacht De Vries.
Het probleem is duidelijk, wat is de oplossing? De Vries: “Twintig jaar geleden is het OV geprivatiseerd en werd het echt gericht op de massa. Openbaar vervoer in de haarvaatjes van Nederland werd wegbezuinigd. Dat zouden we moeten terugdraaien, het OV moet weer meer publiek worden. Je moet overal in het land een vorm van mobiliteit kunnen garanderen.”
Terugkeer van de SRV-wagen
De vraag of het OV dan nog rendabel is, zou volgens De Vries niet de belangrijkste moeten zijn, leefbaarheid is in zijn ogen leidend. Daarnaast zou gekeken moeten worden naar het voorzieningenniveau, in steeds meer dorpen op het platteland verdwijnen basisvoorzieningen als supermarkten en huisartsen. “Je moet gaan nadenken over de gevolgen voor mobiliteit op het moment dat je een voorziening weghaalt.” Als het niet meer mogelijk is om zonder auto bepaalde voorzieningen te bereiken, zouden die voorzieningen ambulant moeten worden, oppert De Vries. “Tegenwoordig moeten we heel veel spullen, zoals batterijen of kapotte apparaten zelf wegbrengen, voor ouderen die niet zo mobiel meer zijn is dat een hoge drempel. Beter zou zijn om die spullen bij de mensen in de buurt op te halen. En we kunnen de SRV-wagen weer in het leven roepen. Of een wekelijks spreekuur van de huisarts in een dorp”, somt De Vries de opties op.
Noodzakelijk verkeer
Met dit soort oplossingen wordt een groot deel van de mobiliteit weggehaald, de noodzaak om in de auto te stappen is er niet meer en er zal meer gelopen en gefietst worden. “Uiteraard kan je niet alle autoritten voorkomen, je hebt altijd noodzakelijk verkeer, bijvoorbeeld als je een ziekenhuis moet bezoeken.”
Onbalans tussen wonen en werken
De Vries heeft een achtergrond in de planologie en kijkt daarom ook naar mobiliteit in relatie tot ruimtelijke ordening. De manier waarop Nederland is ingericht draagt in zijn ogen niet echt bij aan een duurzame mobiliteit. Of dat nog op te lossen is, is nog maar de vraag. “De woonkernen die in de jaren ’60 van de vorige eeuw zijn ontwikkeld hebben niet goed uitgepakt. In steden als Purmerend en Almere zien we een onbalans tussen wonen en werken.” Aan de andere kant van de wereld worden heel andere modellen gehanteerd, weet De Vries. “In Hongkong kopen vervoersmaatschappijen stukken land op. Ze bouwen er een groot station met allemaal torenflats eromheen en een metrolijn ernaartoe. Ze verdienen niet zozeer aan de verkoop van die woningen, maar met de exploitatie van die metrolijn.”
Nergens perfect
De Vries ziet gelukkig ook het positieve in van dit soort vraagstukken. “Het is de kern van de planologie. Je blijft aan het werk door de fouten van je voorgangers ”, zegt hij met een knipoog. Iets serieuzer: “Die volle steden leiden tot ruimtegebrek. Daardoor pakken we daar meer de fiets. Een stuk duurzamer, maar op den duur leidt dat ook weer tot nieuwe problemen en uitdagingen. Uiteindelijk is het nergens echt perfect, ook niet in steden waar ze dat claimen, zoals Kopenhagen.”
Reactie plaatsen •