Danielle Snellen, programmaleider bij het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), deed in de afgelopen jaren onderzoek naar de relatie tussen mobiliteit en ruimtelijke ontwikkeling. Haar bevindingen zijn van belang voor de huidige woningbouwopgave en mobiliteitstransitie, gezien de toenemende vraag naar woningen en de druk op bestaande infrastructuur.
Verstedelijking vereist integrale mobiliteitsaanpak
Foto: Shutterstock
“In de Vinexwijken was de relatie tussen ruimtelijke ordening en mobiliteit een belangrijk uitgangspunt”, zegt Snellen. “Strategisch gepositioneerde wijken, met een gunstige ligging ten opzichte van stedelijke centra en openbaar vervoer. Maar zoals bekend bleef het autogebruik hoog, vooral onder de bewoners van eengezinswoningen in het hogere prijssegment.” Dat veel bewoners van Vinexwijken toch voor de auto kiezen, heeft volgens haar mede te maken met de complexiteit van het openbaar vervoer en met een ‘overstapboete’: voor veel ov-reizen vanuit de Vinexwijken is een overstap noodzakelijk. “Vinexwijken waren vooral georiënteerd op één stedelijke kern”, vervolgt Snellen, “maar als je toevallig in een andere kern moet zijn, dan is de auto al snel veel handiger.”
Toekomstige woningbouw en mobiliteit
Voor de huidige woningbouwambities, zowel binnen- als buitenstedelijk, zijn er lessen te trekken uit de Vinex-periode. Snellen benadrukt dat niet alleen de locatie van nieuwe woningen, maar vooral de bestemming van bewoners centraal moet staan. “Bij het plannen van woonlocaties moet er rekening worden gehouden met de vraag waar banen en voorzieningen zich bevinden en hoe de bewoners daar kunnen komen. Het is niet voldoende om te kijken naar ontsluiting via snelwegen of treinstations; ook de dagelijkse reisbehoeften van de bewoners moeten worden meegenomen in de planning.” Het succes van woningbouwprojecten hangt dus (ook) af van de balans tussen de locatie van de woningen en de bereikbaarheid van relevante bestemmingen. “Werkgelegenheid bevindt zich niet alleen in stedelijke centra, maar ook langs de randen van steden. Dit vereist een specifieke infrastructuur die aansluit op de behoeften van de bewoners.”
Huishoudensverdunning
Naast de ruimtelijke en mobiliteitsvraagstukken wijst Snellen op demografische trends die de woningmarkt en mobiliteit beïnvloeden. Zij noemt huishoudensverdunning en, uiteraard, vergrijzing. Ook in stedelijke gebieden daalt het aantal personen per woning nog altijd, waardoor stedelijke verdichting niet altijd leidt tot meer inwoners. Buitenstedelijke locaties trekken daarentegen vaak gezinnen aan, zodat daar meer bewoners per woning zijn. Deze ontwikkelingen hebben invloed op de mobiliteitsbehoeften van verschillende gebieden. De vergrijzing brengt daarnaast nieuwe uitdagingen met zich mee. “Een toenemend aantal mensen kan of mag geen auto meer rijden, maar de behoefte aan mobiliteitsoplossingen blijft. Infrastructuur moet dus inspelen op deze veranderende vraag.”
Deelmobiliteit en ketenmobiliteit
Speelt deelmobiliteit een rol in de verstedelijking? Snellen waarschuwt voor te hoge verwachtingen. “Deelmobiliteit is voor veel mensen niet de eerste keuze. Het biedt voordelen in stedelijke gebieden waar de ruimte voor eigen vervoer beperkt is, maar het gemak en de flexibiliteit van een eigen auto of fiets zijn ook daar aantrekkelijk.”
De succesfactoren van deelmobiliteit zijn volgens Snellen sterk afhankelijk van de locatie en de reisbehoeften. “De kwaliteit van deelmobiliteit moet hoog zijn om aantrekkelijk te zijn voor gebruikers. Het concurreren met de voordelen van een eigen vervoermiddel vraagt om een hoge beschikbaarheid en gebruiksgemak.”