Valpartij op voetpad (VK 5/2012)
In Verkeerskunde 5/2012 wordt aandacht besteed aan een voetgangster die gevallen is over een opstaande rand van een stelconplaat op een bouwterrein.
De situatie
Een voetgangster komt ten val op het voetpad nabij het Centraal Station in Den Haag. Het voetpad is één van de drie nieuwe toegangswegen voor voetgangers tot het Centraal Station. Vanwege bouwwerkzaamheden, uitgevoerd door een aannemer, liep het voetpad over een bouwterrein en is het voorzien van stelconplaten. De voetgangster stelt dat zij gestruikeld en gevallen is over een opstaande rand van de stelconplaat.
De Rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat een voetganger die gebruikmaakt van een tijdelijk voetpad op een bouwterrein geen volledig egaal wegdek mag verwachten. Een voetganger moet bij deze omstandigheden rekening houden met (de mogelijkheid van) een mindere staat van onderhoud van het wegdek, althans oneffenheden van het wegdek en zijn verkeersgedrag daaraan aanpassen. De enkele aanwezigheid van stelconplaten als wegdek van het bewuste voetpad impliceert dus niet dat het betreffende voetpad niet (meer) voldoet aan de eisen die men in de gegeven omstandigheden daaraan mag stellen. Evenmin maakt het enkele feit dat de voetgangster is gestruikeld en gevallen het voetpad gebrekkig in de zin van artikel 6:174 BW.
Hoewel van een tijdelijk voetpad op een bouwterrein niet kan worden verwacht dat dit altijd egaal is, hoeven voetgangers bij een normaal voetpad niet bedacht te zijn op grote hoogteverschillen. Vaststaat dat op de plaats van het ongeval tussen twee stelconplaten een hoogteverschil van 3 à 4 cm bestond. In het 'Handboek visuele inspectie' van het CROW wordt een hoogteverschil van 3 cm of meer als 'ernstig' gekwalificeerd. Op de overlegde foto’s is te zien dat het hoogteverschil niet schuin afliep, maar loodrecht. De hoogst liggende stelconplaat is duidelijk niet correct geplaatst.
Vanuit de looprichting van de voetgangers was het hoogteverschil niet of minder goed waarneembaar. In dat geval is er geen sprake meer van een oneffenheid waarop voetgangers bedacht moeten zijn. Bovendien lag de bewuste opstaande rand niet op een vaste looproute van de voetgangster. Nu daarbij nog komt dat het betreffende voetpad binnen de bebouwde kom ligt en één van de drie toegangswegen tot het Centraal Station in Den Haag is, zodat ervan kan worden uitgegaan dat daarvan veelvuldig gebruik wordt gemaakt, de bewuste opstaande rand zich binnen het gebruikelijke loopvlak bevond en er geen waarschuwingsborden waren geplaatst, is de rechtbank van oordeel dat sprake was van een gebrek aan het betreffende voetpad.
De gemeente is dan ook op grond van art 6:174 BW aansprakelijke. De bewuste oneffenheid was van een zodanige omvang dat deze bij normaal gebruik, dat wil zeggen binnen de grenzen van de algemeen te vergen voorzichtigheid, een dermate groot gevaar voor weggebruikers oplevert, dat de gemeente wegens onrechtmatig handelen of nalaten op grond van 6:162 BW aansprakelijk is. De gemeente had als wegbeheerder bedacht moeten zijn op de hachelijke situatie en heeft nagelaten voldoende te waarschuwingen te geven over de gevaarzettende situatie.
Gemeente en de aannemer
In dit kader acht de rechtbank het van belang dat de gemeente kennelijk geen aanleiding heeft gezien anders of nader in te grijpen in de uitvoering van de werkzaamheden door de aannemer dan met opname van de voorwaarde dat de omgeving van het werk en de tijdelijke routes schoon, heel en veilig dienen te zijn. Het was kenbaar en kennelijk ook onderkend dat de werkzaamheden gevaar voor voetgangers konden opleveren. De plaatsing van stelconplaten is aan te merken als niet veilig en de gemeente had, zonder irrieële investeringen, door scherper toezicht op de aannemer, eenvoudig verbeteringen kunnen bereiken.
Medeaansprakelijkheid van het slachtoffer
Hoewel de belangrijkste oorzaak van de schade ligt in de gebrekkige toestand van het voetpad, komt 25 procent van de schade voor rekening van de voetgangster. Zij heeft niet de waakzaamheid betracht die van haar mocht worden verlangd, zij het dat dit leidt tot een zeer geringe verhoging van de kans op schade. Dat de voetgangster op slippers liep, doet niet ter zake. Het was hartje zomer en het dragen van slippers is dan niet ongebruikelijk. Bovendien waren het stevige slippers met een goede pasvorm, zool en speciale teenbevestiging.
Bovenstaande tekst is ontleend aan de nieuwe versie van het boek 'Aansprakelijkheid wegbeheerder', een uitgave van Verkeersrecht die eind 2012 verschijnt.
Rechtbank Rotterdam 22 februari 2012, NJF 2012,129, LJN BV6621
Auteur: Margriet Verhoog
Reactie plaatsen •