Heel Brabant bereikbaar met gedeelde mobiliteit
Op iedere plek in Noord-Brabant moet voorzien worden in de mobiliteitsbehoefte van mensen. Dat ambieért de provincie Noord-Brabant niet alleen, het krijgt langzaamaan concrete vorm. Procesmanagers Arjan Klapwijk (openbaar vervoer) en Willem de Jong (gedeelde mobiliteit) zien de toekomst van vervoer op het Brabantse platteland enthousiast en vol vertrouwen tegemoet.
De visie van de provincie op vervoer op het platteland staat als een huis, leggen De Jong en Klapwijk uit. Het stoelt op drie poten, die samen een sluitend geheel vormen voor vervoersmogelijkheden vanaf iedere plek in de provincie. Die drie poten zijn: het klassieke ov op basis van concessieafspraken, hub- en haltetaxi’s op basis van Flex-contracten in samenwerking met de gemeenten én een relatienetwerk met een veelvoud aan vrijwillige en commerciële, vraagafhankelijke deelvervoerssystemen.
“Mobiliteitsvoorzieningen op het platteland blijven een probleem”, erkent De Jong. “Maar met onze visie garanderen we een basisfundament aan mobiliteit en bereikbaarheid. Dat moet je natuurlijk niet vergelijken met het vervoersaanbod in steden, maar vanaf 2024 er is er altijd ‘iets’ waarmee je overal in Brabant je mobiliteitsbehoefte kan invullen.”
De Jong vervolgt: “Ten grondslag daaraan ligt een omslag in het denken. We beschouwen het ov niet langer als drager van vervoer op het platteland – met als gevolg: geen ov, geen oplossing – maar gaan uit van gedeelde mobiliteit als drager van het plattelandsvervoer, waar ov een onderdeel van is.”
Dat betekent dat waar Klapwijk waarneemt dat het bieden van regulier ov in de haarvaten van het concessiegebied ‘moeilijk’ wordt, collega De Jong aan de slag gaat met ‘poot twee’: contractafspraken voor een netwerk van hub- en haltetaxi’s. “Dit zijn vervoersdiensten die we bewust niet onderbrengen in ov-concessies. Daar geldt: ‘geen klant, toch betalen’.”
Het is een tussenvorm, legt De Jong uit. “Het is vraagafhankelijk vervoer, maar wel vanaf een halte of een hub. Dit sluit goed aan bij wat er al is aan Wmo-vervoer of regiotaxi’s. De vervoersdiensten zelf fungeren als first- en last mile naar het ov. Ze brengen mensen naar de dichtstbijzijnde bushaltes of treinstations.” Klapwijk: “Ons streven is voor elke kern een hub- of haltetaxi.”
Vallen er dan nog ‘vervoersgaten’, dan wordt er gezocht naar mogelijkheden via de derde poot, het vangnet aan vrijwillige en commerciële vormen van deelmobiliteit. “Denk aan de ANWB-automaatjes en de aanbieders van deelfiets, -scooters en -auto’s”, zegt De Jong. “We weten uit een inventarisatie dat er een enorme hoeveelheid aan vrijwilligersvervoerinitiatieven is. Daarnaast proberen we deelvervoerdiensten uit de steden ook naar het platteland te brengen.”
Aandachtspunten
Makkelijk is de samenwerking om te komen tot een sluitend deelvervoersaanbod niet, ervaart De Jong. “Met name het koppelen van verschillende tarief- en ticketingsystemen valt niet mee, waaronder die van de OV-Chipkaart.” Daarentegen is hij hoopvol over de mogelijkheden die nieuwe bank- en ticketingbetaalsystemen brengen.
De status van het vervoer op het Brabantse platteland? De Jong: “Met de meeste gemeenten in West- Oost- en Midden-Brabant zijn ambitiedocumenten vastgesteld en op basis daarvan schrijven we nu de eerste bestekken en programma’s van eisen voor de hub- en haltetaxi’s. Ook lopen de eerste pilots. Daarnaast leggen we talloze contacten met lokale deelvervoerinitiatieven.”
Voorwaarde voor provinciale steun is ‘energie binnen de gemeenten’, zeggen de procesmanagers. Klapwijk: “Wij kunnen dan helpen met deskundigheid of bijvoorbeeld een gebruikersonderzoek. We hebben er in ieder geval extra mensen voor aangenomen.” De Jong waagt zich tot slot aan een voorspelling: een completer vervoersaanbod op én betere bereikbaarheid van het platteland vanaf 2024, te beginnen in West-Brabant.
Meer informatie: www.brabant.nl/gedeeldemobiliteit
Arjan Klapwijk, procesmanager openbaar vervoer provincie Noord-Brabant
Reactie plaatsen •