Juridische blog: Vergunning nodig voor je eigen parkeerplaats?
Het zal je maar gebeuren: heb je een eigen stuk grond waarop je je auto kunt parkeren, vindt de gemeente dat die grond tot de openbare weg behoort en dat je een parkeervergunning moet aanvragen. De bewoner vraagt de vergunning aan, maakt meteen ook zonder succes bezwaar tegen de vergunningplicht en krijgt vervolgens bij de rechtbank gelijk. Maar tegen die uitspraak gaat de gemeente in beroep bij de Raad van State.
Deze zaak (ABRvS 30-6-2021) speelt in Enkhuizen, waar een bewoner aan de overkant van de straat waar hij woont een stukje grond tussen twee bomen in eigendom heeft. Het geheel ligt binnen een zone waarin een parkeervergunning verplicht is en omdat het volgens de gemeente een openbare weg betreft, moet de bewoner een parkeervergunning hebben, ondanks dat hij de grond in eigendom heeft. De vragen die de Raad van State moet beantwoorden zijn: is dit stuk grond onderdeel van de weg en - zo ja - is het dan een openbare weg?
Het begrip weg
De Wegenwet geeft geen definitie van een weg, slechts voorbeelden van wat daar onder meer onder verstaan kan worden. In een studieboek[1] over verkeersrecht beschrijven de schrijvers een ‘weg’ als een “betrekkelijk smalle, meestal verharde, min of meer afgegrensde, voor het verkeer van (motor)voertuigen, fietsers, ruiters, voetgangers enz. ingerichte althans functioneerbare, sliert land: de weg. […] Ontbreken deze eigenschappen, is er geen verkeersbaan, verkeersvlakte, kortom, is er geen verkeerfunctie dan kan men niet meer van een weg spreken…” Bepaald geen exacte wetenschap dus, een ‘sliert land’ is al gauw een weg. De Raad van State heeft een zeer vergelijkbare zaak al eerder op z’n bureau had (ABRvS 16-12-2015, ook in Enkhuizen) en heeft toen afgebakend wat onder een weg moet worden verstaan. Dezelfde Raad vindt nu dat dit stuk grond, mede vanwege de bomen aan weerszijden, geen rol speelt in de afwikkeling van het openbare verkeer en daarom niet tot de weg behoort.
Openbare weg
Daarom doet de Raad van State meteen de zaak af en komt niet toe aan de vervolgvraag, namelijk of het stuk grond openbare weg en dus vergunningplichtig is. Want: geen weg, dan ook geen openbare weg. Zoals de Raad van State zelf al zegt, kan het oordeel in andere situaties anders uitpakken. Maar laten we dat scenario hier eens uitwerken: stel dat het stukje grond wel tot de weg behoort, is het dan openbaar?
Volgens artikel 4 van de Wegenwet is een weg openbaar wanneer die
- 30 jaar zonder onderbreking voor iedereen toegankelijk is geweest;
- 10 jaar zonder onderbreking voor iedereen toegankelijk is geweest en al die tijd door de overheid is onderhouden;
- door de rechthebbende (eigenaar) de bestemming van openbaren weg heeft gekregen (en de beherende overheid dat heeft geaccepteerd.
De termijnen onder 1 en 2 kunnen worden gereset door ten minste een jaar lang een bordje naast de weg te plaatsen met een opschrift als eigen weg, particuliere weg, private weg en dergelijke. In deze casus had de eigenaar dat ook gedaan. Dus hoewel we het nooit zeker zullen weten, lijkt het er op dat de gemeente ook op deze tweede vraag (is het stukje grond openbare weg) ongelijk had gekregen.
Overigens is een weg die openbaar is geworden niet meer onder beheer van de eigenaar. De overheid heeft het beheer en daarmee feitelijk ook het bezit overgenomen. Als een weg eenmaal openbaar is geworden heeft het natuurlijk geen zin meer om een bordje ‘eigen weg’ te plaatsen. Sterker nog, daar heb je dan een vergunning voor nodig.
[1] J. Remmelink, Hoofdwegen door het verkeersrecht. Deventer, Kluwer, 2012
Reactie plaatsen •