CBS en PBL maken samen een risicoanalyse van vervoersarmoede
“Naast onze vaste statistieken kijken we naar andere maatschappelijke thema’s. Zo hebben we onderzoek gedaan naar het risico op vervoersarmoede”, vertelt Astrid Kampert van het CBS. “We hebben dit thema samen met het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) opgepakt. We kunnen op basis van bestaande data iets zeggen over het risico op vervoersarmoede. Dat hebben we onderzocht voor de krimpgemeente Heerlen en de groeigemeente Utrecht.”
Het onderzoek onderscheidt zich door de kwantitatieve aanpak. Vaak wordt vervoersarmoede onderzocht door middel van een surveyonderzoek of via focusgroepen. Dit onderzoek maakte gebruik van integrale registerdata die beschikbaar is voor alle huishoudens in Nederland. Het onderzoek kan uitgewerkt worden voor elke regio in Nederland en zou jaarlijks kunnen worden herhaald zonder dat daar aanvullende dataverzameling voor nodig is. Het gaat om een risico-indicatie: of mensen daadwerkelijk vervoersarmoede ervaren is niet onderzocht.
Risicofactoren
Het CBS-onderzoek richtte zich op negen landelijk beschikbare indicatoren die op huishoudensniveau met elkaar gecombineerd zijn om het risico op vervoersarmoede op buurtniveau te bepalen. Deze indicatoren zijn:
- Huishoudenssamenstelling en leeftijd
- Motorvoertuigbezit
- Afstand tot ov-halte
- Afstand tot voorzieningen
- Afstand tot familie
- Huishoudinkomen
- Sociaaleconomische categorie
- Migratieachtergrond
- Gezondheid (zorgkosten, WLZ, WMO)
Door de berekening op huishoudensniveau zijn stapelingseffecten meegenomen, bijvoorbeeld of een huishouden zowel geen auto als een laag inkomen heeft en ook nog ver van voorzieningen woont. Het gemiddelde van de risicoscores van de negen variabelen bepaalde de indeling van een huishouden in een van de volgende categorieën: zeer laag risico, laag risico, hoog risico of zeer hoog risico op vervoersarmoede. Vervolgens konden de resultaten op buurtniveau worden gepresenteerd.
Een aantal factoren kon niet in het onderzoek worden meegenomen vanwege een gebrek aan landelijk dekkende data, bijvoorbeeld fietsbezit, digitale vaardigheden of begrip van vervoersopties, zoals het openbaar vervoer.
Complexiteit
Uit het onderzoek komt naar voren dat het fenomeen vervoersarmoede complex is en niet gemakkelijk te interpreteren. In kleine buurten springt een beperkt aantal huishoudens met hoger risico er eerder uit als we kijken naar het aandeel in de buurt. Kijken we naar de concrete aantallen, dan vallen buurten met veel huishoudens met hoger risico op vervoersarmoede meer op. Nadeel is dan wel dat grote buurten eerder zullen opvallen.
Kennis van lokale situatie van belang
Bij het interpreteren van soortgelijk onderzoek is ook kennis van de lokale situatie van belang. Daarbij hoort ook kennis over het al dan niet aanwezig zijn van voorzieningen, wat voor woningen er in de wijk staan, evenals inzicht in de geografische ligging van buurten. Dat in Utrecht de Jaarbeurs bijvoorbeeld ook bij de buurt rond Hoog-Catharijne hoort en de buurt ver langs het spoor doorloopt, geeft een ander beeld, dan wie alleen kijkt naar Hoog-Catharijne met woningen boven de winkels.
Beleving
Het onderzoek van het CBS is gericht op het ‘kunnen’, niet op het ‘willen’ of op ‘de beleving van vervoersarmoede’ door individuen. Tegelijkertijd onderkent het CBS zelf dat deze factoren bij vervoersarmoede een rol kunnen spelen. Ervaart iemand er zelf nadeel van dat hij/zij niet op plaatsen kan komen? En zijn daar ook huishoudens bij die volgens de indicator een zeer laag risico hebben?
Vervolgonderzoek naar de beleving, risico's en doelgroepen die daadwerkelijk vervoersarmoede ervaren is daarom zeker wenselijk. Het CBS-onderzoek 'Belevingen' (2019) is hiervan een voorbeeld. In dit onderzoek is middels een enquête de mobiliteitsbeleving van 55-plussers onderzocht. Het leeuwendeel van de 55-plussers was tevreden over de eigen mobiliteit. Minder dan 1 op de 10 gaf de eigen mobiliteit een onvoldoende, dat wil zeggen een 5 of lager. Belangrijkste reden hiervoor is moeite hebben met lopen of niet kunnen lopen. Oorzaken zijn ook andere gezondheidsklachten, afhankelijk zijn van anderen om ergens naartoe te gaan, niet kunnen fietsen of moeite hebben met fietsen en niet kunnen autorijden.
Reactie plaatsen •