Fietsparkeren in stad Utrecht onder de loep
De fietsparkeerdruk op maaiveld is in de Utrechtse binnenstad ruim boven de 100 procent, terwijl er met name in inpandige stationsstallingen nog plaats genoeg is. Misschien een vrij zichtbare constatering, maar hoe meet je het verloop van de fietsparkeerdruk en daarmee het effect van maatregelen? Door periodiek systematisch te tellen, op straat, binnen en buiten de vakken en in de inpandige stallingen. Een greep uit de resultaten.
Stijn Raterink, Trajan
De gemeente Utrecht laat al ruim tien jaar systematisch de fietsparkeerdruk in de binnenstad en stationsomgevingen tellen. In 2021 werd deze dataverzameling opnieuw aanbesteed. Onderzoeksbureau Trajan voert in de periode 2021-2024 acht keer een systematisch parkeeronderzoek uit. Uit de eerste twee van acht metingen, van juni en november 2021, zijn wat veranderingen zichtbaar: door versoepeling van de corona-maatregelen neemt de overbezetting op maaiveld toe, maar ook de bezetting in stationsstallingen.
Over het onderzoek
De fietsparkeerdruk wordt berekend door het aantal geparkeerde fietsen te delen door de beschikbare capaciteit. In dit onderzoek tellen ook de buiten de voorziening geparkeerde fietsen mee, want ook deze fietsen geven een indicatie van verschuivingen in de capaciteit en de bezetting. De periodieke metingen in de Utrechtse binnenstad en in enkele stationsgebieden worden gedurende een ‘normale’ week op meerdere momenten van de dag en nacht gedaan, door alle geparkeerde fietsen visueel te tellen in de openbare ruimte en in inpandige stallingen. Dus alle fietsen op en rond de fiets- of brommervakken, rekken en nietjes. Daarbij wordt ook gekeken naar het soort fiets (fiets, bakfiets, OV-fiets, bromfietsen, wrakken) en naar de wijze van stallen (binnen, buiten of nabij een voorziening).
Bezetting
Tijdens de meting van november blijkt de totale bezetting in het onderzoeksgebied te zijn toegenomen van 198.704 naar 203.450 fietsen. Het grootste deel hiervan waren normale fietsen (168.662), inclusief buitenmodel fietsen (25.835). Dit is meer dan bij de voorgaande meting (188.886 in totaal). Daarnaast zijn er iets minder OV-fietsen (2.886 t.o.v. 3.707) en brommers met een blauwe nummerplaat geteld (2.102 t.o.v. 2.675) en weer iets meer brommers met een gele nummerplaat (1.585 t.o.v. 1.398). De buitenmodel fietsen vormen gemiddeld 13,9 procent van het totale aantal ‘normale’ fietsen, die vervolgens iets meer in een buitenvoorziening worden geparkeerd dan inpandig.
Stallingswijze totaal
Met name op maaiveld wordt er meer buiten of nabij de voorziening geparkeerd. Zo stond gemiddeld 54,5 procent van de aangetroffen fietsen binnen een voorziening (t.o.v. circa 59 procent). Een toenemend percentage stond erbuiten (37,3 t.o.v. bijna 35 procent). Daarnaast stond gemiddeld 8,2 procent nabij een voorziening ten opzichte van 6,5 procent bij de voorgaande meting. Wanneer NS-stations en stallingen niet worden meegenomen, stijgen de percentages van buiten de voorziening geparkeerde fietsen van gemiddeld 51,6 naar 54,4 procent.
Parkeerdruk maaiveld en stallingen
Op het maaiveld schommelde de gemiddelde parkeerdruk per meetmoment voor het gehele gebied tussen de 148,5 en 198,7 procent. Gemiddeld was de parkeerdruk met 174,3 procent toegenomen ten opzichte van de 165,5 procent in juni 2021. De parkeerdruk in de stallingen ligt aanzienlijk lager, gemiddeld over alle meetmomenten 38,7 procent, maar wel toenemend ten opzichte van de eerdere 37,1 procent.
Vergelijkende methode
Alle metingen zijn bij de halfjaarlijkse tellingen hetzelfde. Ze vinden plaats op momenten waarbij er sprake is van een normale situatie voor elk parkeermotief (wonen, werken en vrije tijd) en er geen verstorende zaken zijn als evenementen of vakanties.
Voor meer informatie over het onderzoek: Stijn@trajan.nl. Kijk voor het bredere kader naar: www.utrecht-monitor.nl/fysieke-leefomgeving/mobiliteit/fiets
Reactie plaatsen •