DG Mobiliteit: 'Aan mobiliteit zijn essentiële publieke waarden verbonden'
Kees van der Burg, sinds 1 september directeur-generaal Mobiliteit bij IenW. Hij hoopt de domeinen binnen mobiliteit meer te kunnen verbinden, meer vooruit te kijken, de lange lijnen vast te houden en dat te doen in verbinding met ‘de buitenwereld’. Een (kennismakings)gesprek.
Tekst Nettie Bakker
U werkte voorheen op Financiën en bij VWS. Wat neemt u mee naar mobiliteit uit deze domeinen?
“Bij collectieve goederen - dus ook bij de domeinen zorg en mobiliteit – bestaat een spanning tussen de publieke belangen toegankelijkheid, betaalbaarheid en kwaliteit. Vanuit Financiën neem ik het belang mee van integrale besluitvorming. En vanuit VWS het belang van samenwerking tussen verschillende domeinen, zoals preventie, cure en care. Daar zijn wel parallellen te trekken met mobiliteit.”
Met welke ambities bent u op 1 september van dit jaar gestart in deze functie?
“In de drie maanden dat ik hier werk probeer ik eerst maar verbindingen te leggen tussen wat ik ken uit de zorg en wat ik hier zie. Als je bijvoorbeeld kijkt naar nieuwe vormen van mobiliteit en de manier waarop we die in de toekomst gaan combineren, lijkt dat wel op het vraagstuk van informatievoorziening in de medische wereld. Als een patiënt overgaat van een verpleeghuis naar een ziekenhuis, wil je dat patiënten en andere betrokkenen een goede keuze kunnen maken. Dat de verschillende opties inzichtelijk zijn. Op dit moment werken we aan de ontwikkeling van Mobility as a Service, van MaaS-apps waarmee de reiziger zijn reis kan plannen, boeken en betalen. De opties voor het gebruik van deelfietsen en -auto’s, (water)taxi’s en het ov, moeten in één keer voor de reiziger te zien zijn. Daarvoor is samenwerking en informatie-uitwisseling nodig tussen de verschillende vervoerders en MaaS-dienstverleners. Dit allemaal natuurlijk in het besef dat mobiliteit geen zorg is, maar het helpt me wel - hopelijk zinvolle - vragen te stellen.”
Heeft u intussen uw ambities bijgesteld, dan wel aangevuld, of zijn ze gelijk gebleven?
“Nee hoor die zijn hetzelfde gebleven. Ik hoop de domeinen binnen mobiliteit meer te kunnen verbinden, meer vooruit te kijken, de lange lijnen vast te houden en dat te doen in verbinding met ‘de buitenwereld’.”
Wat ziet u als de belangrijkste opgaven in uw functie?
“Ik denk dat het mijn grootste opgave is om de lange lijnen vast te houden en ervoor te zorgen dat we gestaag stappen in de goede richting zetten. We hebben met de Schets Mobiliteit naar 2040 in juni van dit jaar de uitgangspunten voor de mobiliteit van de toekomst vastgesteld. Het is nodig dat we steeds meer integraal, gebiedsgericht, opgavegericht en over de modaliteiten heen werken. Dat betekent bijvoorbeeld dat weg en spoor steeds meer verbonden worden en data meer leidend wordt dan de aanleg van infrastructuur. Maar ook: de verbinding tussen mobiliteit en leefbaarheid leggen. Het is de uitdaging de besluitvorming en financiering zo in te richten dat we de beleidsterreinen steeds meer met elkaar verbinden. Dat is niet alleen een uitdaging voor overheden, maar zeker ook voor al onze stakeholders. Combineren maakt slimmere en meer duurzame mobiliteit mogelijk.”
Wat ziet u als de belangrijkste trends die zich vertalen in opgaven ten aanzien van mobiliteit?
“We willen er voor zorgen dat reizigers makkelijk van het ene vervoermiddel op het andere kunnen overstappen en dat ze elkaar kunnen aanvullen. Als je met de fiets naar het station gaat, ben je snel op weg maar dan moet je wel je fiets kwijt kunnen. Daarom investeren we in fietsenstallingen bij stations. Fietsen draagt bij aan een betere gezondheid en kan ook een rol spelen bij het verminderen van files op de weg. Daarom maken we afspraken met werknemers om hun medewerkers te stimuleren om met de fiets of e-bike naar het werk te komen in plaats van de auto. Ook stimuleren we reizen met de trein in plaats van het vliegtuig op reizen binnen Europa tot 6 uur reistijd om de duurzaamheid te bevorderen. Daar zit ook een belangrijke gedragscomponent in: mensen willen steeds meer gepersonaliseerd reizen. Dat vraagt kiezen. Daarvoor is goede informatie nodig.”
Maakt deze rol het ook mogelijk om met meer onderwerpen bezig te zijn, zoals fiets, voetgangers, MaaS, nog meer?
“Dat is niet alleen mogelijk, maar vooral noodzakelijk. Door breder te kijken kunnen we meer integrale oplossingen vinden. Dan blijkt bijvoorbeeld dat een kwartier eerder van huis gaan of een deelfietsconcept introduceren ook een oplossing kan zijn. Dat biedt snellere en slimmere oplossingen.”
Ook bij overheden is sprake van transitie. Heeft u al een voorzichtig profiel van de ‘nieuwe’ (rijks)beleidsambtenaar binnen uw domein mobiliteit?
“Misschien moet hier een misverstand worden weggenomen. Er is helemaal niets mis met veel kennis en kunde over en van een sector. Heerlijk is dat. Als ik het weer vergelijk met de zorg: gelukkig hebben medisch specialisten veel verstand van noem maar eens wat, KNO. Waar het om gaat is dat de verbindingen, de randen goed geregeld zijn. Ook dat vraagt kennis, maar vooral een geïnteresseerde houding. Dat is niet alleen nodig maar ook veel leuker lijkt me.”
Als u ergens van wakker zou liggen, waar zou dat dan van zijn? Anders gezegd: Waar maakt u zich erg bezorgd om?
“Gelukkig lig ik niet vaak wakker, maar waar ik me wel zorgen om maak is de snelheid waarmee we onze besluitvormingsprocessen weten aan te passen aan de vraag van de samenleving. Laat ik een goed voorbeeld noemen: De druk op de openbare ruimte neemt toe op alle gebieden: economie, natuur, woningbouw, energie en bereikbaarheid. Tot 2030 moeten er circa 1 miljoen woningen bij en dat brengt een enorme toename van verkeersbewegingen met zich mee. Die twee verbinden we daarom in een vroeg stadium met elkaar via de bereikbaarheidsprogramma’s in de metropoolregio’s Amsterdam, Rotterdam-Den Haag en Utrecht. Woningen en werklocaties worden zoveel mogelijk in het bestaande stedelijk gebied gerealiseerd, dichtbij voorzieningen en openbaar vervoerknooppunten. We zetten sterk in op ov, fietsen, deelmobiliteit en lopen en willen optimaal gebruik maken van de bestaande infrastructuur. Rijk en regio trekken 103 miljoen euro uit voor de aanpak van de files op de A50 tussen Nijmegen en Eindhoven. Er komt 539 miljoen euro beschikbaar voor verbreding van de snelwegen en verbeteringen voor openbaar vervoer en lokale wegen in het gebied tussen Amsterdam en Hoorn. In Utrecht wordt 380 miljoen geïnvesteerd in ruim 9000 nieuw te bouwen woningen en goede ov-verbindingen met deze woningen.”
Zijn er ook ontwikkelingen (trends) waar u erg blij van wordt, en waar u perspectief in ziet?
“Heel veel! Dat was voor mij natuurlijk de reden om graag voor I&W te komen werken. Ik verwacht dat we in 2040, om van A naar B te komen, veel meer gebruik maken van verschillende vervoermiddelen en meer bewust mobiliteitsdiensten inkopen. Met MaaS-apps, die wellicht al binnen de komende jaren zijn ingeburgerd, kunnen we onze volledige (multimodale) reis plannen, boeken, reizen en betalen. Maar ook ons mobiliteitsbeleid hopelijk realtime optimaliseren. Daarom houden we vanaf 2020 zeven nationale pilots. Daarnaast is het verkeer in 2040 schoner, de verkeersveiligheid verbeterd en de infrastructuur energieneutraal of levert zelfs energie op. Een andere trend is dat we mobiliteit straks minder gaan zien als één modaliteit en meer gaan verbinden aan ruimte, werk, wonen, duurzaamheid en economie. Dat biedt weer allerlei nieuwe invalshoeken en mogelijkheden tot nieuwe coalities.”
Een veel genoemde beweging was lange tijd ‘een terugtrekkende overheid’. Op welke rol stuurt u?
"Ik geloof niet dat je de laatste tijd kan spreken van een terugtrekkende overheid, in algemene zin. Ook bij mobiliteit geldt dat er essentiële publieke waarden aan zijn verbonden. Mobiliteit raakt alle mensen. De veiligheid moet geborgd zijn, net als de toegankelijkheid. Kosten moeten beheerst worden en het moet duurzaam zijn. De invulling van de overheidsrol verschilt van geval tot geval, ook afhankelijk van de fase waarin een ontwikkeling, zoals bijvoorbeeld MaaS, zich bevindt. Het borgen van deze belangen is mijn inziens een kerntaak van het ministerie.”
Nog even over de overheidsrol: moet de rijksoverheid meer samen doen en zijn daar goede voorbeelden van te geven?
“Zoals ik zei: dat hangt in algemene zin echt af van de balans tussen de publieke belangen. Specifiek ten aanzien van MaaS: als overheid kunnen we open standaarden en randvoorwaarden ontwikkelen. En op het gebied van mobiliteit kunnen we sturen op publieke waarden als sociale inclusie en privacy. Dat is bij MaaS bijvoorbeeld de reden dat IenW samen met zeven regio’s zeven regionale pilots opstart. Deze hebben elk een ander doel en een specifieke doelgroep en beleidsdoelstelling. Zoals duurzaam vervoer, de bereikbaarheid van het platteland of grensoverschrijdende mobiliteit. De insteek is dat MaaS-aanbieders, vervoerders en overheden samenwerken en samen leren.
Is deze tijd van transities en grote uitdagingen een zorgelijke tijd of juist ook een kansrijke tijd? Hoe staat u daarin?
“Transities lijken misschien uit de hoge hoed te komen, maar vaak zijn het trends die al langer gaande zijn in de samenleving. Ik zie bijvoorbeeld bij veel van mijn jongere familieleden dat ze niet per se een auto hoeven te bezitten. Die behoefte verandert. Als er maar vervoersmogelijkheden zijn. Mobiliteit wordt een dienst. In de stad zien we ook nieuwe oplossingen ontstaan zoals deelauto’s of huurauto’s. Als overheid moet je die accommoderen en aansluiten bij wat er nu gebeurt. Kansen verzilveren en knelpunten aanpakken, zodat je de beweging verder kunt brengen. Daar zet ik mij graag voor in.”
Ook speelt er nog een soort anti-trend: vervanging van harde infrastructuur: hoe voorkomen we een Genua?
“Is dat een anti-trend? Juist om situaties als in Genua te voorkomen investeert dit kabinet enorm in beheer en onderhoud en vervanging en renovatie. De basis op orde, zo beschreven onze bewindspersonen dat tijdens Prinsjesdag. Burgers moeten er op kunnen vertrouwen dat onze infrastructuur veilig is. Zonder dat geen verdere ontwikkeling.”
Er lijkt enerzijds een trend naar vergaande, bijna futuristische technologie en tegelijkertijd een drang naar onthaasten en simpelweg buiten kunnen lopen in gezonde lucht? Hoe staat u daarin?
“Dat lijkt me geenszins een ‘enerzijds’ ‘anderzijds’, maar veel meer een ‘en’ ‘en’. De samenleving verandert, mobiliteit verandert mee. We maken gebruik van de mogelijkheden die trends bieden, kijken naar kansen, maar ook naar ‘bedreigingen’. Dat is van alle dag. Juist om bij te dragen aan de welvaart van Nederland en aan het welzijn. Voor sommige mensen bestaat dat uit onthaasten. Voor anderen juist uit haasten. Mensen verschillen daar nogal in. Ik moet aan mijn schoonvader denken die altijd zei: ‘heb haast als je tijd heb, zodat je tijd hebt als je haast heb’. Zo kun je er ook naar kijken!”
Wat gaat u in ieder geval in 2020 (anders) doen op basis van trends?
“De Schets Mobiliteit naar 2040 beschrijft - met alle nu bekende trends - wat de opgave de komende jaren zal zijn. Daar gaan we gestaag aan werken. Stap voor stap. Onderdeel daarvan is meer aandacht voor data en de vraag hoe we daarin met ons beleid moeten anticiperen. MaaS is daarvan een goed voorbeeld.”
Kees van der Burg, directeur-generaal Mobiliteit bij IenW
Reactie plaatsen •