‘Blijf niet binnen je sector, leg contact, kijk breder’
Erik Jan van Kempen is Directeur Generaal Omgevingswet voor het ministerie van Binnenlandse zaken. Heeft hij er al zicht op wat er met de Omgevingswet écht verandert voor publieke en private vakmensen op het gebied van verkeer, vervoer en mobiliteit?
Door Nettie Bakker
Van Kempen beantwoordt deze vraag met het noemen van de doelen van de Omgevingswet: “De regels worden overzichtelijker en makkelijker toepasbaar. Er komt meer samenhang in het beleid voor de leefomgeving. De betrokken overheden krijgen meer afwegingsruimte en de besluitvorming gaat sneller en beter.” Dit laatste vereist wel wat toelichting. Van Kempen: “De Omgevingswet vereist participatie, en ja, dat kan even duren, maar de vorm waarin dat moet gebeuren is vrij. Als je dit goed organiseert hoeft het niet veel extra tijd en inspanning te vergen, maar levert in de besluitvormingsprocessen tijdwinst op doordat je vooraf draagvlak organiseert en minder discussie in de gemeenteraad zult hebben. Ook zal het leiden tot betere besluitvorming wat een gang naar de rechter kan voorkomen. Dus probeer die kans te zoeken.”
Voor de vakmensen in verkeer en vervoer vindt Van Kempen het tweede doel – meer samenhang in het beleid voor de leefomgeving - van extra belang. “Keuzes die we maken voor de vestiging van bijvoorbeeld distributiecentra of voor het realiseren van al die noodzakelijke nieuwe woningen, moeten we veel meer integreren met de keuzes die we maken voor ons verkeers- en vervoersysteem. Dus meer ontwikkelen in logische corridors als het gaat om logistiek of rond ov-knooppunten als het gaat om wonen. Het schakelen van het ov-toekomstbeeld van het ministerie van IenW en de woonagenda van mijn minister nemen we daarom ook op in de NOVI.
Er wordt in deze kabinetsperiode overigens al echt werk van gemaakt. Zo worden de gesprekken over meerjarige investeringsbeslissingen in de infrastructuur gevoerd door de bewindvoerder van IenW én de minister van BZK die wonen in haar portefeuille heeft. Dit laat zien dat mobiliteit niet langer een doel op zich is, maar een instrument om wonen, werken en leven optimaal te ondersteunen. Een ander voorbeeld is dat de wethouder mobiliteit van Utrecht samen met de DG mobiliteit kijkt naar een nieuwe ov-verbinding tussen Utrecht en Nieuwegein via de Merwede-Kanaalzone die beide woongebieden minder auto-afhankelijk moet maken.
Dit zijn al hele stappen in de goede richting, want de woningbouwopgave geldt niet alleen in de Randstad, maar in het hele brede middengebied van Nederland; ook in Amersfoort, Zwolle, Arnhem-Nijmegen en de Brabantse stedenrij. Dat hele gebied willen we in de toekomst met ov nog beter dan nu gaan verbinden.“
Cruciale schakel NOVI met POVI en GOVI
Kijken we naar de Nationale en provinciale en gemeentelijke omgevingsvisies in relatie tot de Omgevingswet, dan geven we in de omgevingsvisies richting en kaders en maken wij de eerste keuzes. Omdat alle visies in gebieden verder moeten worden uitgewerkt, is de schakel tussen de NOVI en de provinciale en gemeentelijke omgevingsvisies cruciaal. Daarbij beschrijft de NOVI het Rijksplan voor de langetermijnontwikkeling van onze leefomgeving in Nederland. Kernpunten hierin zijn dat de ruimte schaars is, dat niet alles kan en niet alles overal kan. Wij moeten dus keuzes maken en daar zullen wij als Rijksoverheid ook actiever in worden. De druk vanuit allerlei sectoren op de fysieke leefomgeving loopt op. Denk aan wonen, landbouw, natuur, water, luchtvaart, bereikbaarheid, duurzame economie, energie en klimaat en defensie. Met een groeiende bevolking neemt deze druk verder toe en wordt het maatschappelijk debat hierover steeds nadrukkelijker gevoerd. Deze oplopende druk vraagt om scherpe en fundamentele keuzes en meer regie vanuit het Rijk om richting te geven aan de toekomstige fysieke leefomgeving van Nederland.
Een belangrijk aspect als gevolg van een meer integrale aanpak van maatschappelijke opgaven is het bundelen van budgetten. Hoe borg je maatschappelijk verantwoorde budgettaire integraliteit en daarmee maximale maatschappelijke winst?:” Hier liggen inderdaad veel kansen. En naast publiek, ook private kansen. Die bereik je niet door alles in één grote pot te stoppen, maar door op project- of gebiedsniveau afspraken te maken over de inzet van gelden uit verschillende sectorale potten. In Utrecht hebben we bijvoorbeeld voor de ontwikkeling van woningbouw, middelen van de gemeente, de regio, IenW en BZK bij elkaar gelegd en over een integraal pakket afspraken gemaakt.
Het betekent in de praktijk dus samen, ook met private partijen kijken naar optimale gebiedsontwikkeling. Bijvoorbeeld door goed te kijken waar OV-knooppunten (kunnen) liggen en daar de mogelijkheden van woningen te onderzoeken. Zo geef je goede invulling aan de bestedingen van de middelen voor mobiliteit en wonen. En niet zoals dat voorheen vaak gebeurde, dat er een wijk wordt aangelegd en er nadien een ov-verbinding of weg moet worden aangelegd. Concreet: Als de overheid samen richting bepaalt en daar ook waar nodig financiële middelen voor vrij maakt, geven we duidelijkheid aan private partijen ten behoeve van hun eigen investeringen. Dan komt er energie los en gaan multipliers werken.”
Wat is het droombeeld van de Omgevingswet? Van Kempen: ”Dat is dat NOVI en Omgevingswet gaan helpen om een nóg mooier en beter Nederland te maken en een volgende stap betekenen in onze rijke planningstraditie van publiek en privaat initiatief, passend bij deze tijd die vraagt om optimale samenwerking.
En wat zou Van Kempen tot slot mobiliteitsprofessionals op het hart willen drukken? “Blijf niet binnen je sector, leg contact, kijk breder en kom samen tot goed geïntegreerde plannen. Mobiliteit is geen doel op zich. Een goed verbonden Nederland waar we kunnen wonen, werken en leven wel.”
Erik Jan van Kempen DG Omgevingswet, Ministerie BZK
Reactie plaatsen •