Weg met vervoersarmoede!
‘Vervoersarmoede’ is een nieuw modewoord. Ik pleit ervoor dit niet langer te gebruiken. Er is zeker armoede in Nederland, want we hebben voedselbanken en tweeëndertig duizend ‘geregistreerde’ daklozen; in werkelijkheid meer. Zes procent van onze medelanders en negen procent van de kinderen leeft in armoede. Mensen hebben te weinig geld voor eerste levensbehoeften en om mee te doen in de samenleving.
Hogere lonen en uitkeringen liggen voor de hand om armoede aan te pakken, maar we praten over vervoersarmoede en energiearmoede. De kans is groot dat goede bedoelingen verzanden in studiemiddagen, beleidsnota’s en toeslagen. Uit het frame vervoersarmoede ontstaat vanzelf de neiging om betere vervoersvoorzieningen aan te bieden en mobiliteit goedkoper te maken. Zoals het kabinet helaas deed toen ze de brandstofaccijnzen verlaagde. De welgestelden profiteerden het meest en milieuvervuiling verminderde niet, doordat de prijs van energie werd verlaagd.[1]
Stedelijke verdichting helpt ook. Mensen met weinig inkomen hebben namelijk in steden een betere bereikbaarheid dan in slaapsteden of in het buitengebied. Als ze in Amsterdam wonen kunnen ze twee tot vier keer zoveel werkplekken bereiken dan als ze buiten de stad wonen[2]. Dit komt vooral door de korte afstanden in de stad, waardoor minder (dure) mobiliteit met auto of openbaar vervoer nodig is. Beleid waardoor mensen met weinig geld in steden kunnen (blijven) wonen, zorgt tegelijkertijd voor voldoende bereikbaarheid voor ze.
Nieuwe buslijnen helpen ook, wanneer die woonwijken met een laag gemiddeld inkomen verbinden met bedrijfsterreinen waar mensen met praktische beroepen werken. Deze bussen rijden ook op tijden dat de ploegendiensten wisselen. Mensen met praktische beroepen kunnen niet thuis werken, hebben geen auto van de zaak en van de twintig procent huishoudens met het laagste inkomen heeft twee derde geen auto. Deze ‘bus-op-maat’ is een ontbrekende schakel in het huidige mobiliteitsbeleid.
Verbeteringen in achterstandswijken gaan ook over bereikbaarheid. Bij het bemiddelen naar werk hoort de mogelijkheid om daar te komen. Een goedkope fiets plus de vaardigheid om die te gebruiken is een belangrijke eerste stap. Vervolgens komt het reguliere openbaar vervoer en de ‘bus-op-maat’ in beeld. Bij de ‘wijkaanpak’ stuurt de praktijk de oplossingen en staat steun aan mensen onder de armoedegrens centraal.
[1] Zie mijn blogs ‘Het taboe op dure energie moet van tafel’ en ‘Verlagen accijnzen in kortzichtig’.
[1] Zie ‘De Integrale Kijk Op Bereikbaarheid voor sturen op brede welvaart’ van Hans Voerknecht.
Reactie plaatsen •