Zicht en verkeer (VK 5/2013)
Vraag van de redactie: Heeft het kijkgedrag van de nieuwe, digitale generatie (getrainde schermkijkers) invloed op de fysieke ontwikkeling van een voldoende brede scoop van het zicht – ook in de periferie – die noodzakelijk is om het verkeersbeeld goed en adequaat te interpreteren? En heeft dat getrainde schermkijken en verwerken van digitale informatie een mogelijk negatieve invloed op de verkeersveiligheid? Is daar al onderzoek naar gedaan, dan wel zou dat noodzakelijk zijn?
Antwoord van Willem Vlakveld:
Er lijkt vooral bij kinderen een verband te zijn tussen veel lezen, veel op schermen kijken en (dus) ook veel binnen zitten en bijziendheid. Erfelijke factoren lijken echter bepalender te zijn voor bijziendheid. Veel op schermen kijken leidt voor zover bekend niet tot een kleiner visueel veld. Het visuele veld is het gebied dat een mens bij een bepaalde fixatie kan overzien. Normaal is dit ongeveer 180°. Het veld dat men schérp kan zien, de fovea, is veel kleiner. Op 5° vanuit het midden is de gezichtsscherpte al de helft van die in het centrum. Een ander begrip is ‘useful field of view’(UFOV). Dit is het visuele veld waarbinnen het mogelijk is om visuele informatie te verwerken. Er is wel een verband gevonden tussen afnemende UFOV en ongevalsbetrokkenheid in het verkeer, maar voor zover bekend wordt een verminderde UFOV niet veroorzaakt door veel op schermen te kijken UFOV neemt sterk af met de leeftijd, maar jongeren hebben daar nauwelijks last van, ook niet wanneer ze veel op schermen kijken. Alleen bijziendheid kan dus in enige mate in verband gebracht worden met de ‘digitale generatie’. Voor een goede uitoefening van de rijtaak is visuele informatie uitermate belangrijk. Gezichtsscherpte lijkt daarbij echter niet zo’n grote rol te spelen. Matige gezichtsscherpte (door onder andere bijziendheid) leidt – anders dan vaak gedacht – maar tot een heel kleine verhoging van het ongevalsrisico in het verkeer. Dit is uit verschillende meta-analyses gebleken. Mogelijk komt dit doordat bestuurders automatisch compenseren wanneer ze zaken niet scherp meer waarnemen. Bijvoorbeeld door wat meer afstand te houden en wat langzamer te gaan rijden.
De generatie van nu heeft ook baat bij de mogelijkheden van digitale apparatuur als het om het kijkgedrag in het verkeer gaat. Beginnende bestuurders scannen minder breed dan ervaren bestuurders. Bovendien passen ze hun kijkgedrag minder goed aan op de omgeving waarin ze rijden. Uit onderzoek is bijvoorbeeld gebleken dat het kijkgedrag van beginners op plattelandswegen nauwelijks verschilde van hun kijkgedrag op stedelijke wegen. Ervaren bestuurders daarentegen, begonnen de omgeving wel beter in het oog te houden zodra ze op stedelijke wegen reden. Ervaren bestuurders zijn beter in staat hun visuele aandacht te richten op plaatsen die relevant zijn voor de verkeersveiligheid. Kan achter die vrachtauto die mijn zicht afschermt geen auto vandaan komen? Zou die voetganger niet plotseling kunnen oversteken om die bus die daar aan de overkant stopt, nog te kunnen halen? Ervaren bestuurders kijken op basis van wat ze verwachten dat zou kunnen gebeuren en doen dat vaak automatisch, zonder er bij na te denken. Beginnende bestuurders kunnen dat beduidend minder goed. Er zijn al enkele computertrainingen ontwikkeld waarmee beginnende bestuurders op een speelse manier gevaarherkenning kunnen trainen. Gebleken is dat na zo’n training beginnende bestuurders breder scannen en meer potentieel gevaarlijke verkeerssituaties weten te detecteren.
Vooralsnog lijkt het erop dat we ons over de digitale generatie dus geen al te grote zorgen hoeven te maken als het om het gezichtsvermogen in relatie tot de verkeersveiligheid gaat. Het mag daarnaast niet vergeten worden dat de huidige digitale apparatuur ook mogelijkheden biedt om het kijkgedrag van beginnende bestuurders te verbeteren.
Auteur: Margriet Verhoog
Dr. Willem P. Vlakveld, senior onderzoeker Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid SWOV
Reactie plaatsen •