Voetgangerslichten moeten oversteken (VK 3/2013)
Berry den Brinker, Stichting SILVUR, VU Amsterdam
Brecht Daams, Daams Ergonomie
Rob Methorst, Jeroen Smeets, VU Amsterdam
Frans Stoop, MD vereniging
Koen Bekking, CROW
Paul Schepers
Een samenvatting van dit artikel verscheen in VK 3/2013 onder de titel: ‘En als het voetgangerslicht zelf oversteekt?' |
Voetgangerslichten staan gewoonlijk aan de overkant van de weg. Bij wegen met meerdere rijbanen kan de opeenvolging van voetgangerslichten, al of niet voorzien van rateltikkers, een probleem veroorzaken voor kleurenblinden, slechtzienden, blinden en ouderen bij het bepalen of ze veilig kunnen oversteken. Deze onzekerheid kan wellicht voorkomen worden met de nieuwe Britse puffin-methode. Daarbij steekt het voetgangerslicht over naar de vertrekplaats van de oversteek.
Inleiding
In Nederland staan de voetgangerslichten bij de standaard uitvoering van geregelde oversteekplaatsen aan de overzijde van het vertrekpunt; in tegenstelling tot de verkeerslichten voor de andere verkeersdeelnemers [1, 2]. Voor veel mensen is het daardoor moeilijk te bepalen wanneer zij mogen oversteken. Zo lopen kleurenblinde voetgangers het risico een rood voetgangerslicht over het hoofd te zien als direct daarachter een tweede voetgangerslicht op groen staat. Voor hen die het voetgangerslicht slecht of helemaal niet kunnen waarnemen, biedt ook de rateltikker geen oplossing als meerdere geregelde oversteekplaatsen na elkaar staan opgesteld. Het is immers moeilijk en voor ouderen vaak onmogelijk om gelijksoortige geluidsbronnen die in een rij voor en achter de waarnemer staan opgesteld van elkaar te onderscheiden. Te overwegen is om de voetgangerslichten voortaan op te stellen volgens de ‘Maastrichtse’ opstelling of, nog liever, naar het model van de Britse ‘Puffin oversteekplaats.
Oversteektijd
Voetgangers hebben meer tijd nodig om een weg over te steken dan fietsers of automobilisten. Voetgangers vinden het daarom prettig als ze tijdens de oversteek van een geregelde oversteekplaats (GOP) weten of zij zich moeten haasten om veilig de overzijde te bereiken. In de wettelijke regelgeving is daar rekening mee gehouden. Voetgangers hebben als enige categorie weggebruikers ‘hun’ verkeerslicht aan de overzijde van het startpunt van hun oversteek staan [2]. Al geruime tijd is er discussie over deze oplossing. In de praktijk blijken mensen in paniek te kunnen raken als zij tijdens de oversteek, na een korte periode knipperend groen, een rood licht zien en, door hun trage snelheid vrezen de overzijde niet bijtijds te bereiken. Die vrees is reëel want volgens de huidige wettelijke regelingen mogen verkeerregelinstallaties ingesteld staan op een loopsnelheid van 1,2 m/sec (4,32 km/ uur). Dat is een hoge snelheid voor ouderen en voetgangers met krukken, rollators of kinderwagens. Immers, de gemiddelde loopsnelheid van ouderen is volggens de richtlijnen 3,2 km/uur en een langzame oudere loop 2,5 km/uur [3]. Dat is nog langzamer dan de snelheid van 2,88 km per uur waarvan het CROW uitgaat [4]. Het komt daarom wel eens tot vertwijfeld afbreken van de oversteek.
Maastrichtse lichten
Met de zogenoemde ‘Maastrichtse’ lichten kan deze paniekreactie worden voorkomen [5]. Bij deze oplossing staan de voetgangerslichten op ooghoogte aan de zijde waar de voetganger wacht voor de oversteek. De voetganger kan de oversteek met de knop onder de lichten aanvragen. Zodra het licht op groen springt, begint ook de ontruimingsperiode van de regelcyclus. Als er bij de duur van de ontruimingsperiode rekening gehouden wordt met reële loopsnelheden of als er gebruik gemaakt wordt van een detectietechniek, kan de voetganger de overzijde onbekommerd bereiken. De eerste Maastrichtse opstelling werd al in 1984 geplaatst [6] en op dit moment staan deze opstellingen ook in Assen, Groningen, Naarden en Landgraaf [5].
Foto rechts: Voetgangerslichten volgens de ‘Maastrichtse opstelling’ waarbij deze op ooghoogte staan op de vertrekplaats van de voetganger
Foto: Frank Smeets, DVM
Meerdere rijbanen
Er zijn echter ook andere ontwikkelingen die om de aandacht van wegbeheerders vragen. Door de aanleg van meerdere gescheiden rijbanen (bijvoorbeeld voor auto’s, bussen en trams) zijn ingewikkelde oversteeksituaties ontstaan. Voor elke oversteek zijn aparte regelingen nodig om voetgangers in verschillende fasen veilig te laten oversteken [2]. Dit leidt ertoe dat voetgangerslichten in een rij staan opgesteld. Een veel voorkomende situatie is die waarbij de relatief smalle bus- of trambaan tussen twee brede rijwegen ligt. Voor de voetganger staan de lichten voor het oversteken van de middenbaan met tram of bus dan betrekkelijk dicht achter de lichten voor het oversteken van de ervoor liggende brede rijweg. Een gevaarlijke situatie ontstaat als de voetganger het groene licht van de middenbaan beter ziet dan het rode licht van de ervoor liggende rijweg. De kans daarop is vergroot op het moment dat het middenlicht op groen springt, een verandering die gemakkelijk vanuit de periferie van het gezichtsveld kan worden waargenomen.
Rateltikker
Een rateltikker, een extra functie van een GOP, zou uitkomst kunnen bieden. Een rateltikker is een geluidsbron die ratelt als het voetgangerslicht op groen staat en tikt als het licht rood is. Een probleem is echter dat rateltikkers, indien geïnstalleerd, geen bruikbaar hulpmiddel zijn omdat het geluid van verschillende rateltikkers onder die omstandigheden moeilijk van elkaar te onderscheiden is. Ook voor blinden, die voor het oversteken geheel zijn aangewezen op rateltikkers, geldt dat het moeilijk is ze van elkaar te onderscheiden als ze achter elkaar staan opgesteld. Waar de discussie over voetgangerslichten zich in Nederland vooral concentreert op de vraag hoe de voetganger, eenmaal onderweg, voldoende tijd krijgt om de oversteek af te maken zonder in paniek te raken, wordt in dit artikel aandacht gevraagd voor het probleem dat veel mensen überhaupt niet in staat zijn waar te nemen wanneer zij aan de oversteek op een GOP mogen beginnen.
Psychofysische achtergronden
psychofysische achtergronden van het kleurenzien en het richtinghoren zijn belangrijk om de problemen met de huidige GOP’s beter te begrijpen. We sluiten daarna af met suggesties voor de richtingen waarin naar betere oplossingen gezocht kan worden om GOP’s veilig voor iedereen te maken, inclusief ouderen en mensen met visuele, auditieve en motorische beperkingen.
Kleurenblindheid
8 procent van de mannen en 0,4 procent van de vrouwen heeft problemen met kleurenzien. Traditioneel worden deze mensen kleurenblind genoemd, hoewel kleurenzwak een betere benaming zou zijn omdat totale kleurenblindheid (achromatopsie) zelden voorkomt [7]. Bijna alle kleurenblinden hebben problemen met het onderscheid tussen rood en groen. Om te zorgen dat zij toch weten of een verkeerslicht groen of rood toont, hebben de rode en groene lampen van oudsher een vaste plek gekregen in verkeerslichten, rood boven en groen onder. In het donker, als alleen een brandende lamp te zien is en niet de behuizing van het verkeerslicht waarvan deze deel uitmaakt, kun je niet zien of de brandende lamp de bovenste of onderste is, en dus niet afleiden wat de kleur zal zijn.
Een tweede probleem ligt in de aard van de kleurenwaarneming door kleurenblinden. Rood wordt door deze mensen als veel donkerder waargenomen dan groen [8]. Dit veroorzaakt een probleem als twee voetgangerslichten dicht achter elkaar staan opgesteld en het eerste licht op rood en het tweede licht op groen staat. De meeste kleurenblinden zien het tweede, groene licht als een veel helderder lichtbron. Ze zouden het rode licht dat dichterbij staat over het hoofd kunnen zien, omdat dit licht in hun waarneming minder helder is en dus minder opvalt. Ze zullen dus ten onrechte kunnen concluderen dat de onderste (groene) lamp die ze zien branden, aangeeft dat ze mogen oversteken.
Richtinghoren
De akoestische signalering van voetgangerslichten ten behoeve van blinden zou misschien uitkomst kunnen bieden om te bepalen welke voetgangerslichten het signaal ‘veilig’ en welke het signaal ‘onveilig’ afgeven. Kan een mens op gehoor bepalen waar een geluidsbron zoals een rateltikker zich in de ruimte bevindt? Daarvoor moet zowel de richting als de afstand te horen zijn.
Of een geluid van links of van rechts komt, kan op twee manieren worden opgemaakt: uit het minieme verschil in aankomsttijd van de geluidsgolven tussen beide oren (faseverschil) en uit het verschil in geluidssterkte tussen de oren. Of een geluid van voren of van achteren komt, is moeilijker te horen dan links-rechtsverschillen. Het verschil tussen voor en achter kan alleen bepaald worden dankzij de grillige asymmetrische vorm van de oorschelpen, waardoor geluiden verschillend worden versterkt, afhankelijk van de richting en de toonhoogte, aannemende dat de waarnemer niet slechthorend is [9].
In tegenstelling tot het horen van richting zijn mensen erg slecht in het horen van afstand. Afstand wordt geschat op basis van het geluidsniveau. Dat is moeilijk als het geluidsniveau van de bron niet gestandaardiseerd is en wanneer - zoals in verkeerssituaties - geluiden gemaskeerd kunnen worden door omgevingslawaai. Als zich in dezelfde richting meer dan één rateltikker bevindt en één daarvan geeft het signaal ‘veilig’, dan is het zeer moeilijk te horen of dat de voorste of de achterste rateltikker is, ook als je halverwege een oversteek bent.
Voor ouderen is het richtinghoren ook problematisch. Veroudering is de meest voorkomende oorzaak van gehoorverlies. Dat kan al beginnen rond het dertigste jaar met het verlies van de gevoeligheid voor hoge tonen [10]. Van de mensen die 65 jaar en ouder zijn, is 25 procent tot 40 procent slechthorend [11]. Ruim 80 procent van de mensen boven de 85 jaar heeft zoveel gehoorverlies dat zij gebaat zijn bij een hoorapparaat. Bij gebruik van een hoorapparaat draagt de oorschelp niet meer bij aan de klankkleur, waardoor richtinghoren moeilijker wordt. Het onderscheiden van geluidsbronnen voor en achter de waarnemer is dan zelfs niet meer mogelijk.
Conclusies en aanbevelingen
Kleurenblinden hebben moeite een rood voetgangerslicht waar te nemen als direct achter dat licht een tweede voetgangerslicht op groen staat. De rateltikkers van de voetgangerslichten helpen niet om dit onderscheid te maken als meerdere GOP’s achter elkaar staan opgesteld. De verklaring daarvoor is dat het menselijke gehoor niet goed in staat is de voor-achter richting van, en de afstand tot, een geluidsbron te bepalen. Ook voor blinden, voor wie de rateltikkers ontwikkeld zijn, is het in die situatie moeilijk te bepalen welke rateltikker het signaal ‘veilig’ afgeeft. Er is dus behoefte aan andere oplossingen voor het veilig oversteken op GOP’s.
In 1996 stelde Asmussen [12] in zijn publicatie over ‘inclusief ontwerpen’ al voor om de voetgangerslichten op te stellen met ‘een Maastrichtse’ armatuur. Daarbij staan, zoals al in de inleiding genoemd, de lichten op ooghoogte op de vertrekplaats van de oversteek. Asmussen betoogt dat dit een betere oplossing is voor slechtzienden dan rateltikkers omdat de overgrote meerderheid van mensen met een visuele beperking door hun hoge leeftijd ook slechthorend is. Ook voor de meerderheid van blinden ( blind volgens de definitie van de Wereld Gezondheidsorganisatie) is dit een goede oplossing omdat zij met het resterende gezichtsvermogen de lampen van de Maastrichtse armatuur kunnen waarnemen [13].
Een voorwaarde bij het toepassen van de Maastrichtse opstelling is wel dat de oudere voetganger voldoende tijd krijgt om over te steken, door bij de duur van de ontruimingstijd uit te gaan van een lagere loopsnelheid: 0,8 in plaats van 1,2 m/sec. Ook zou met detectietechnieken er voor gezorgd kunnen worden dat de oversteekruimte vrij van voetgangers is voordat de verkeerslichten voor de wachtende weggebruikers weer op groen springen. Voor blinden die alleen nog licht-donker-waarneming hebben of helemaal niet zien, moet ook een extra voorziening overwogen worden omdat het moeilijk is - vooral voor de ouderen onder hen – om rateltikkers van elkaar te onderscheiden als meerdere GOP’s achter elkaar staan opgesteld. Een trilplaatje in de buurt van de aanvraagknop onder het voetgangerslicht is zo’n oplossing.
Puffin crossing
Een andere oplossing voor de problemen die veel mensen hebben om te bepalen of ze veilig kunnen oversteken, wordt nu in Groot Brittannië uitgerold. Het is de zogenoemde ‘Puffin crossing’, een intelligent multipurpose verkeersregelingssysteem met specifiek op de voetganger gerichte voorzieningen [14].
Foto links: In Groot-Brittannië zijn er ‘puffin-oversteekplaatsen’ met sensors voor detectie van de positie van voetgangers en het naderende verkeer
Foto: Berry den Brinker, SILVUR
De voetgangerslichten staan bij de Puffin oversteek aan de kant waar de voetganger wacht, net zoals bij de Maastrichtse opstelling. Het gebruiksvriendelijke bedieningspaneel staat diagonaal op de rijweg zodat de voetganger naar het verkeer kan kijken terwijl hij wacht op toestemming om over te steken. De nabijheid van de lichten stelt slechtzienden in staat de lichten beter te zien. Voor blinden hebben de bedieningspanelen optioneel een knop waaraan zij kunnen voelen wanneer zij mogen oversteken. De sensor die registreert waar de voetganger zich bevindt wordt gebruikt om het voetgangerslicht groen te houden bij het oversteken, maar zorgt er ook voor dat het verkeer niet wordt opgehouden als de voetganger is weggelopen van de oversteekplaats.
Literatuur
- Handboek verkeerslichtenregelingen. CROW Publicatie 213, 2006, CROW, Ede
- Regelingverkeerslichten, http://wetten.overheid.nl/BWBR0009151/
CROW 309: Seniorenproof wegontwerp, Ede, CROW, 2012.
- ASV-2004. Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom. Ede, CROW, 2004.
- Oversteekplaats. In: WegenWiki; http://www.wegenwiki.nl/Oversteekplaats
- Bert van der Snoek, 'Op weg naar een nieuw voetgangerslicht', Verkeerskunde 4/1984; p 174-176
- Daams, B.J. (2013). Productergonomie, ontwerpen voor nut, gebruik en beleving, deel 2a. Laren: Uitgeverij Undesigning.
- Walraven, J. (2002). Kleurenblind – Zien en toch niet zien. Blind Color, ISBN 90 806719-1-6 (2de druk)
- Spoor, A. (1967). Presbyocusis values in relation to noise induced hearing loss. International Audiology, 6 (1), pp. 48-50.
- Howard, D & Angus, J.A.S. (2000). Acoustics and Psychoacoustics. Focal Press, Oxford.
- Kapteyn, T.S. & Lamoré, P.J.J. (2012). 7.2.6(2). Gehoor en leeftijd (presbyacusis). In: Nederlands Leerboek Audiologie. Nederlandse Vereniging voor Audiologie. www.audiologieboek.nl
- Asmussen, E. & Huysse, M. (1996). De Nieuwe Nirmmens. Mens…maat der dingen: op weg naar integrale veiligheid en toegankelijkheid voor iedereen. POV Zuid Holland
- Den Brinker, B.P.L.M. (2003). EBU Policy on Low Vision.
- Department for Transport (2006). Puffin Crossings – Good Practise Guide – release 1 http://webarchive.nationalarchives.gov.uk/20111005113201/http://www.dft.gov.uk/pgr/roads/tss/gpg/puffingoodpracticeguide.pdf
Auteur: Margriet Verhoog
Foto: Berry den Brinker, SILVUR
Wij wonen aan een oversteekplaats met geluid voor slechthorenden.
Sinds 4 maanden maakt het geluid ook heel de nacht een hels lawaai.
Is niet met een toets, is continu een getik en als het groen is een hels geratel.
De paal staat vlak onder onze slaapkamerraam en neen, wij zijn hier niet komen wonen, pand is al meer dan 200 jaar ons ouderlijk huis.
Vroeger ging het geluid na 10 uur veel stiller zodat het leefbaar was.
Nu kunnen wij al 4 maanden niet meer slapen en iedereen (politie & gemeente) lacht ons weg.
Ik ben buschauffeur, moet ik eerst in slaap vallen en doden op mijn geweten hebben voor er enige actie komt?
Ik ben ten einde raad, kunt U mij raad geven tot wie ik mij moet wenden?
Met vriendelijke groeten
Ingediend door Philip De Groelard op do, 27/10/2022 - 12:42
Reactie plaatsen •