Van Verkeerstechniek naar Verkeerskunde: 75 jaar Verkeer in Vogelvlucht

dinsdag 28 januari 2025

Op 1 juni 1989 startte een proef op de A2 waarbij streekbussen in de spits gebruik mochten maken van de vluchtstrook.

Tot na de Tweede Wereldoorlog was het aantal auto's in Nederland nog beperkt. Verkeersvoorzieningen werden toen ontworpen door technici die zich vooral richtten op een soepele doorstroming van het autoverkeer buiten de bebouwde kom. De Y-vormige driehoeksaansluiting was hierbij erg populair, omdat auto's met minimale snelheidsvermindering door konden rijden. De focus lag op efficiëntie, met weinig aandacht voor de impact op de omgeving.

Van de Y-driehoek naar de rotonde

Tegenwoordig zien we een moderne variant hiervan terug in de rotonde en de turborotonde. Het doel van deze kruispunten is om de verkeersveiligheid te vergroten, conflicten tussen verschillende verkeersdeelnemers te verminderen en de doorstroming te optimaliseren. Dit zorgt voor een snellere en veiligere reis met minder tijdverlies.

Verstedelijking en mobiliteit

Na de oorlog zorgde de geboortegolf voor een toenemende vraag naar woningen. Het Rijk probeerde deze snelle verstedelijking te beheersen, maar de infrastructuur voor auto's en openbaar vervoer hield geen gelijke tred met de woningbouw. Verkeer en vervoer werden echter steeds meer een integraal onderdeel van het dagelijks leven. In de jaren vijftig begon de auto aan een ongekende opmars, mede door de toegenomen welvaart. De auto werd steeds meer gebruikt voor woon-werkverkeer, en vanaf de jaren zestig, toen de werkweek werd ingekort, ook voor recreatie.

Dit leidde tot het fenomeen ‘bermtoerisme’, waarbij recreanten willekeurige plekken langs de weg kozen om te stoppen. Om de veiligheid te vergroten, legde Rijkswaterstaat vluchtstroken aan, maar er was destijds nog weinig aandacht voor de invloed van deze nieuwe infrastructuur op het rijgedrag van automobilisten.

Groeikernen en Vinex-wijken

De groeiende bevolking leidde tot de ontwikkeling van nieuwe woongebieden, zoals de groeikernen en Vinex-wijken in steden als Utrecht, Zoetermeer en Helmond. Het gebrek aan goede OV-verbindingen werd in sommige van deze steden deels gecompenseerd door bijvoorbeeld een railverbinding tussen Zoetermeer en Den Haag, of een fijnmazig busnetwerk in Purmerend.

Deze verstedelijking werd mede gedreven door de stijgende welvaart, waardoor mensen zich een auto en een huis buiten de stad konden veroorloven. Daarnaast vestigden veel bedrijven zich langs de grote verkeersaders buiten de steden, wat de noodzaak voor goede verbindingen verder vergrootte.

Van Verkeerstechniek naar Verkeerskunde

In de loop der jaren is het vakgebied van verkeer sterk verbreed. Waar de focus eerst lag op technische oplossingen, is er nu meer aandacht voor de interactie tussen verkeersdeelnemers en het menselijk gedrag. Verkeersvoorzieningen moeten door het hele land uniform zijn om bestuurders te helpen snel de juiste beslissingen te nemen. Deze ontwikkeling markeert de transitie van ‘verkeerstechniek’ naar de moderne ‘verkeerskunde’, waarbij de nadruk ligt op de wisselwerking tussen mens, infrastructuur en techniek.

Innovatie in het openbaar vervoer

Een mooi voorbeeld van deze ontwikkeling is de proef waarbij streekbussen in 1989 tijdens de spits gebruik mochten maken van de vluchtstrook op de A2 tussen de verkeerspleinen Oudenrijn en Hooggelegen. Dit initiatief, als onderdeel van het BereikbaarheidsPlan Randstad (BPR), had als doel om meer forenzen in de bus te krijgen door sneller en efficiënter vervoer aan te bieden.

Conclusie

De ontwikkeling van het verkeer in Nederland, van de eenvoudige Y-vormige kruispunten tot complexe rotondes en innovaties in het openbaar vervoer, laat zien hoe het vakgebied zich heeft aangepast aan veranderende behoeften. Waar vroeger de doorstroming van autoverkeer centraal stond, draait het tegenwoordig om een bredere kijk op mobiliteit, waarbij veiligheid, efficiëntie en de leefomgeving hand in hand gaan.

 

 

mail_outline

Aanmelden voor de nieuwsbrief