Turbo’s in zicht

Wanneer kiezen voor een turborotonde? Welke vormgeving en inrichting dragen bij aan de veiligheid en zorgen ervoor dat weggebruikers begrijpen dat ze een ‘turbo’ naderen? De publicatie over turborotondes die CROW eind dit jaar uitgeeft, doet aanbevelingen.

De leidraad die de CROW-werkgroep Turborotonde - bestaande uit wegbeheerders en belangenorganisaties - momenteel ontwikkelt, wil ontwerpers en beleidsmakers handvatten bieden bij beslissingen over turborotondes. Eerst moet de keuze voor een bepaald type kruispunt worden gemaakt. ‘Veiligheid en verkeersafwikkeling zijn daarbij de belangrijkste aspecten’, zegt CROW-projectmanager John Boender. De tweede keuze betreft de vormgeving, inrichting en uitrusting van een turborotonde. Ook hiervoor zal de publicatie aanbevelingen doen. ‘De leidraad is niet verplichtend, maar een rechter kan bijvoorbeeld wel aan een gemeente uitleg vragen waarom de aanbevelingen niet zijn opgevolgd’, legt Boender uit.
Een turborotonde verschilt van een ‘gewone’ meerstrooksrotonde doordat de verkeersstromen vóór de rotonde worden gescheiden en op de rotonde gescheiden blijven. De scheiding van de stromen gebeurt door voorsorteerstroken, bewegwijzering en pijlmarkering. Ook zijn verhoogde rijbaanscheidingen aangebracht. Eenmaal op de rotonde kunnen weggebruikers niet meer (onverwacht) van rijstrook wisselen. Corrigeren na fout voorsorteren is niet meer mogelijk.
In 1999 introduceerde de provincie Zuid-Holland de eerste rotonde met gescheiden rijstroken vanuit het idee dat deze veiliger is dan meerstrooksrotondes. Op meerstrooksrotondes treden iets hogere snelheden op dan op enkelstrooksrotondes. Ook neemt de kans op afdekongevallen bij tweestrooksafritten toe. Vervolgens nam de zogenoemde ‘turbo’ een grote vlucht. Verspreid over Nederland zijn er nu 40 à 50, waarvan zo’n 20 in Zuid-Holland.
Om onnodige brokken te vermijden, dient een turborotonde als zodanig goed herkenbaar te zijn. En ook dienen de verhoogde afscheidingen duidelijk zichtbaar zijn. Boender: ‘Wij adviseren om de verhoogde rijbaanscheidingen in grijs uit te voeren, met witte strepen aan weerszijden. Voor motorrijders zijn schuinoplopende verhoogde afscheidingen met een maximum hoogte van 7 cm de veiligste oplossing. Plaatsing van een onderbord voor motorrijders onder het waarschuwingsbord zorgt voor extra oplettendheid.’