Totstandkoming van een kwaliteitsnetwerk landbouwverkeer in Fryslân (VK 5/2013)
Greet Kluwer, Sipke van der Meulen, provincie Fryslân
Een samenvatting van dit artikel is verschenen in VK 5/2013 onder de titel: 'Wegbeheerders schuiven elkaar heet hangijzer toe' |
Zwaar landbouwverkeer drukt zijn stempel op de leefbaarheid en verkeersonveiligheid in dorpen en op plattelandswegen. Het is de keus tussen de kwetsbare verkeersdeelnemer en leefbaarheid dan wel een ongehinderde doorstroming van het snelverkeer. Provincie Fryslân is een proces gestart naar een kwaliteitsnetwerk voor landbouwverkeer.
De laatste jaren is er veel aandacht voor landbouwtractoren en rijdende werktuigen op de openbare weg. In de provincie Fryslân zijn het bij provinciale wegen vooral de parallelwegen die daarbij in het oog springen. Op parallelwegen met veel fietsverkeer wordt de druk steeds groter om fietsers en dit zware verkeer te scheiden door de hoofdrijbaan vrij te geven. Hetzelfde geldt voor (rond)wegen bij bebouwde kommen.
Gemeenten worstelen met de aanwezigheid van het steeds groter wordende landbouwverkeer Naast de problemen die in dorpen worden ervaren met (subjectieve) verkeersonveiligheid en leefbaarheid, zijn de plattelandswegen in het buitengebied vaak niet ontworpen voor het huidige zware verkeer. Afhankelijk van de bodemgesteldheid ontstaat schade aan wegen en bermen. Bij een aantal gemeenten is de financiële of politieke grens voor het voortdurend herstellen van die plattelandswegen bereikt.
Wegbeheerders schuiven deze problemen naar elkaar toe. Er liggen strijdige belangen tussen de kwetsbare verkeersdeelnemer, leefbaarheid en de ongehinderde doorstroming van het snelverkeer. Een oplossing lijkt te liggen in het vrijgeven van hoofdrijbanen voor langzaam zwaar verkeer door provincies. Dit creëert echter weer andere onveiligheid (denk aan inhalen) en doet afbreuk aan de kwaliteit van een wegverbinding voor vracht- en autoverkeer.
Provinciegrensoverschrijdende wegen voor zwaar verkeer
Het landelijke platform dat in 2009 betrokken was bij het bevorderen van adequate wetgeving voor landbouwverkeer, is met het idee gekomen voor een uitrol van provinciegrensoverschrijdende wegen die geschikt zouden moeten zijn voor zwaar verkeer. Naast provincie Zeeland (zie artikel VK 6/2011 'Landbouwverkeer is welkom op het Zeeuws Kwaliteitsnet Landbouwverkeer') is ook Fryslân een proces gestart om te komen tot een zogenaamd kwaliteitsnetwerk voor landbouwverkeer. Het is niet zo vreemd dat juist deze twee provincies dit hebben opgepakt. In beide provincies is het overgrote deel van gronden in gebruik voor landbouwdoeleinden.
Er zijn overigens wel wezenlijke verschillen tussen beide provincies. De belangrijkste zijn de geografische structuur in Zeeland in de vorm van afgebakende eilanden en het veel meer eenduidige grondgebruik. Bestuurlijk berust in Zeeland het beheer van wegen in het buitengebied bij provincie, rijk en het waterschap. In Fryslân berust dit beheer bij provincie, rijk en gemeenten. Overleg met gemeenten is daarom binnen Fryslân een belangrijk element in dit proces.
Proces totstandkoming kwaliteitsnetwerk landbouwverkeer in Fryslân
In het Friese overleg voor verkeerswethouders is besloten om gezamenlijk tot het duiden van landbouwroutes te komen Daarbij is aangesloten bij de werkwijze van provincie Zeeland. In Fryslân resulteerde dit in een projectteam, waarin VVN, Fietsersbond, LTO en Cumela waren vertegenwoordigd. Dit projectteam heeft in het plan van aanpak voor het kwaliteitsnetwerk voor landbouwverkeer als doel genoemd: Het verbeteren van de verkeersveiligheid in relatie tot landbouwverkeer, de verkeersafwikkeling en de leefbaarheid in het buitengebied van Fryslân.
Inventarisatie van gegevens
Om te komen tot dit netwerk zijn de volgende relevant geachte gegevens geïnventariseerd:
- Herkomst- en bestemmingspunten: voor het in beeld brengen van de zwaarste landbouwroutes. Inzicht in de locaties van grasdrogerijen, grotere loonbedrijven (gemiddelde bedrijfsomvang aan de hand van het aantal werknemers) en agrarische bedrijven (bedrijfsomvang vanaf 70 NGE; bij lagere bedrijfseenheden is volgens het landbouwstructuuronderzoek 2011 sprake van een daling van het aantal bedrijven) en agrarische toelevering- of afnamebedrijven (voeder, melk, vee et cetera).
- Belangrijkste knelpunten in routes, aangegeven door de agrarische sector en gemeenten.
- Bebouwde kommen en bebouwingsclusters: vanuit leefbaarheid dient het netwerk zoveel mogelijk bebouwde kommen etc. te vermijden. Vaak is de fysieke ruimte beperkt en ervaart men zwaar verkeer als hinderlijk en onveilig.
- Inventarisatie fietsroutes: fiets- en landbouwroutes zullen elkaar bij voorkeur niet overlappen.
- Geografisch overzicht van ongevallenlocaties met landbouwvoertuigen.
- Inventarisatie bodemsoorten: dit biedt inzicht in de schadegevoeligheid van weg en berm. Het bodemgebruik (veeteelt of akkerbouw) biedt inzicht in soort transport en wanneer dit plaatsvindt. Een veeteeltbedrijf genereert bijvoorbeeld veel meer voertuigbewegingen dan een akkerbouwbedrijf.
- Overzicht stiltegebieden c.q. overige ecologische of landschappelijk kwetsbare, waardevolle gebieden. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de al beschikbare gegevens van de provincie.
Puntsgewijze analyse en conclusies
Voor de eerste twee punten (herkomst/bestemmingen en belangrijkste knelpunten) is net als in Zeeland gesproken met de lokale LTO-besturen. Hierbij zijn ook de relevante gemeenten vertegenwoordigd. Er is gekozen voor de winterperiode omdat voor de meeste agrarische bedrijfstakken dan sprake is van een laagseizoen. In het algemeen kan worden gesteld dat deze gesprekken een grote hoeveelheid aan informatie opleverden en zeer gewaardeerd werden door betrokkenen.
Punt 1: Uit de analyse bleek al snel dat in Fryslân op basis van een methode van agrarische herkomst- en bestemmingspunten geen netwerk voor landbouwverkeer is te bepalen. Daarvoor liggen de agrarische bedrijven te verspreid over het gebied. De routes zijn nu vooral gekozen als meest gewenst en geschikt, met een zekere maaswijdte. Hiervoor zijn geen harde criteria genoemd, doordat dit sterk beïnvloed wordt door bodemtype en gebruik. Een zandbodem heeft immers veel meer draagvermogen dan veen. Fryslân kent een grote variatie in bodemtypes.
Punt 2: De gevoerde gesprekken hebben een schat aan informatie opgeleverd en gaven inzicht in ervaringen en denkbeelden van de gebruikers van landbouwtractoren.
Eén van de eerste aspecten die praktisch bij alle gesprekken werd genoemd was het verkeersgedrag. Dit gaat zowel om eigen agrarische- of loonbedrijfverkeersgedrag, maar ook om onbehoorlijk gedrag van automobilisten in spitstijden en op sluiproutes
Ten aanzien van de inrichting van wegen is de probleemstelling op basis van de gesprekken voor bepaalde knelpunten veranderd. Ook zijn er nieuwe bijgekomen, terwijl andere door de wegbeheerder opgevoerde knelpunten door de gebruikers van landbouwtractoren niet als probleem werden ervaren. Zo is bijvoorbeeld een aantal kruispunten in provinciale wegen als knelpunt in beeld gekomen.
Een belangrijk inzicht is dat het oversteken van drukke gebiedsontsluitingswegen door zware verkeer (dat vaak een lange voertuiglengte heeft en langzaam kan optrekken en dus een langere oversteektijd heeft), als uitermate onveilig wordt ervaren. Ook blijken aansluitingen bij rotondes of uitwisselpunten met parallelwegen een probleem te zijn Door de inrichting en specifieke kenmerken van landbouwvoertuigen hebben bestuurders daarvan een bijzonder beperkt rijzicht op de directe omgeving. Zij worden geconfronteerd met bijvoorbeeld fietsers of bromfietsers die snel op kunnen doemen uit verschillende richtingen waar geen zicht op is.
Op gemeentelijke wegen wordt bij herinrichting van dorpen soms onvoldoende rekening gehouden met dit soort voertuigen. Voor veel gemeenten speelt de toename van het onderhoud aan wegen en de onveiligheid in bebouwde kommen en op fietsroutes waar een vrijliggend fietspad ontbreekt.
Punt 3: Fryslân kent een grote hoeveelheid aan dorpen. De geografische structuur van Fryslân is zodanig dat de conclusie voor het netwerk is, dat routes voor zwaar verkeer door dorpen zullen blijven lopen.
Punt 4: Het netwerk valt op diverse plaatsen samen met utilitaire en recreatieve fietsroutes.. Problemen doen zich voor op routes waar een bundeling van fiets- en zwaarverkeer speelt. Die bundeling is in het buitengebied vaak het gevolg van barrières in het gebied. Denk hierbij aan infrastructuur in de vorm van kanalen, snelwegen of spoorlijnen, of natuurlijke barrières zoals meren of natuurgebieden. De barrières zijn op de overzichtskaartjes per LTO-gebied weergegeven. Uit de gesprekken kwam naar voren dat in sommige gevallen de problemen werden opgelost door de aanleg van een recreatieve fietsverbinding. Die verbinding bleek ook aantrekkelijk qua directheid voor woon-werkverkeer en schoolgaande kinderen. Hiermee is een scheiding van beide groepen gerealiseerd.
Punt 5 en 6: Ten aanzien van het overzicht van geregistreerde ongevallen met landbouwvoertuigen is de conclusie dat deze zich verspreid voordoen. Er is geen concentratie op specifieke punten. Wel vinden in bepaalde gebieden meer ongevallen plaats dan andere. Dit kan te maken hebben met de intensiteit van zwaar verkeer. Intensiteit van zwaar verkeer neemt toe met schaalvergroting van melkveebedrijven in graslandgebieden. Uit het Landbouwstructuuronderzoek in Fryslân zijn gebieden aangegeven waar sprake is van schaalvergroting.. Soms is in de gebieden sprake van verschillende bodemtypes waardoor gronden verschillend agrarisch gebruik kennen: naast melkvee, ook akkerbouw, bollenteelt et cetera. Verschillend gebruik betekent dat gedurende het gehele jaar sprake is van zwaar verkeer.
Uit de gesprekken met de LTO-besturen kwam verder naar voren dat sommige bedrijfsfuncties veel zwaar verkeer met zich meebrengen. Denk bijvoorbeeld aan mestvergisters van een bepaalde capaciteit of verhuur van koelopslag bij akkerbouwbedrijven. Hetzelfde geldt bij nieuwe logistieke ontwikkeling in de agrarische sector. Productieprocessen veranderen en geven vaak gewijzigde verkeersstromen.
Punt 7: Uit de inventarisatie van kwetsbare gebieden zijn voor het netwerk vooral de cultuurhistorisch waardevolle dijken relevant. Fryslân kent diverse soorten dijken die van betekenis zijn voor het landschap. Bekend zijn de Hemdijken nabij Sneek en de Bildtdijken langs de Waddenkust. De vormgeving van de dijken is niet zomaar aan te passen, juist vanwege die cultuurhistorische betekenis. Daarnaast is soms sprake van een fijnmazige wegenstructuur die door de ontstaansgeschiedenis als cultureel erfgoed is aan te merken. Zowel de dijken als veel plattelandswegen zijn van oudsher ontworpen op het toenmalige agrarische gebruik. De enorme schaalvergroting in agrarisch bedrijf en voertuig vraagt voor deze dijken en wegen creatieve oplossingen die recht doen aan de agrarische bedrijfsvoering en aan het cultuurhistorische erfgoed van deze infrastructuur.
Aanbevelingen
In de nota is een aantal aanbevelingen genoemd. In deze tijd waarin weinig financiële middelen beschikbaar zijn voor infrastructurele maatregelen, zijn de aanbevelingen vooral gericht op de ruimtelijke ordening. Fryslân krijgt steeds meer te maken met krimp. Krimp leidt tot regionalisering van voorzieningen zoals scholen, bibliotheken en sportaccommodaties. Dit betekent dat de voorzieningen een groter gebied bedienen en een bundeling van verkeer optreedt bij de locatie van die voorziening. Een aanbeveling is daarom bij de keus van die locatie te beoordelen of de toeleidende wegen voor bundeling van bijvoorbeeld fietsverkeer geschikt zijn en daarbij te onderkennen dat bepaalde wegen veel gebruikt worden door zwaar verkeer. Het kwaliteitsnetwerk kan hiervoor als toetsingskader functioneren. Daarnaast is een zorgvuldige afweging op zijn plaats bij het toestaan van agrarische (neven-) functies. Productieprocessen veranderen en geven vaak gewijzigde verkeersstromen. In Fryslân kwam dit naar voren bij de toepassing van voercentra, waar een centrale bewerking van gras plaatsvindt.
Infrastructureel is het van belang om knelpunten te voorkomen door bij herinrichtingen deze doelgroep bewust te betrekken. Snelheidsremmende maatregelen in de vorm van drempels kunnen hinder geven voor aanwonenden, maar ook voor het landbouwvoertuig. Voorkomen is beter dan genezen.
Bedrijven kunnen ook bijdragen aan een verbetering van de verkeersveiligheid of leefbaarheid. Sommige agrarische bedrijven hebben door aanleg van paden door landerijen er voor gezorgd dat ze geen gebruik meer hoeven te maken van de plattelandswegen. Meestal betekent dit ook een aanzienlijke verbetering voor de eigen bedrijfsvoering. Sommige Friese gemeenten willen bedrijven hierin ondersteunen. Komend najaar beslist de provincie Fryslân over het beschikbaar stellen van subsidiemiddelen voor het oplossen van knelpunten met landbouwverkeer of fietsverkeer.
Voor verkeersgedrag zet de provincie zijn Verkeers Educatie Centrum te Drachten in. De Stichting Bevordering Verkeerseducatie (een krachtenbundeling van de Friese rijschoolwereld) verzorgt al enige jaren de Veiligheids Training Landbouw Verkeer (VTLV), een praktische training voor met name landbouwers en loonwerkers. Naar Fries voorbeeld is in Gelderland de cursus VOMOL (Veilig Omgaan Met Opvallend Landbouwverkeer) ontwikkeld. Cumela omarmt deze initiatieven en rolt deze in onderlinge samenwerking met basis en voortgezet onderwijs graag landelijk uit.Daarnaast levert de Friese SBV een actieve bijdrage aan de werkzaamheden van het Ministerie van IenM om te komen tot een rijbewijs T en om te komen tot kentekening van tractoren.
Vrijgeven van de hoofdrijbaan als oplossing? Het belang van een aanvulling op het RVV
Dit artikel is begonnen met het probleem dat wegbeheerders elkaar het zware langzame verkeer toe willen schuiven. In Fryslân wordt op de hoofdwegenstructuur een groot belang gehecht aan een goede en vlotte bereikbaarheid voor het snelverkeer. Aan de andere kant zijn landbouwvoertuigen dusdanig sneller en omvangrijker geworden dat een heroverweging van beleid op zijn plaats lijkt. Dit heeft in 2009 geleid tot een nieuw beleidsdocument: Plaats op de weg van landbouwverkeer. In dit beleid is de toelaatbaarheid van langzaam verkeer op de hoofdrijbaan verruimd. Getoetst wordt - met gezond verstand - aan de intensiteit, inrichting en toekomstperspectief van de weg en aan het oplossend vermogen van dit vrijgeven voor fietsroutes of bebouwde kommen. Inmiddels zijn diverse wegvakken opengesteld voor landbouwverkeer.
Een belangrijk punt bij weigering van een aantallen verzoeken is, dat niet uit het oog mag worden verloren dat binnen het huidige wetgevingskader het open stellen van de hoofdrijbaan niet beperkt kan worden tot bijvoorbeeld de zwaarste en snelste voertuigcategorieën van landbouwvoertuigen. Het open stellen betekent namelijk dat rijdende werktuigen, brommobielen, paard met wagen et cetera ook van de hoofdrijbaan gebruik mogen maken. Voor bepaalde wegen is dat een brug te ver. Dit pleit voor aanvulling van de Wegenverkeerswet en met name het RVV met mogelijkheden om door middel van verbodsbepalingen meer flexibiliteit in de toelaatbaarheid van verschillende categoriën landbouwvoertuigen op de hoofdrijbaan mogelijk te maken.
Spanningsveld tussen landbouwverkeer en kwetsbare verkeersdeelnemer in Friesland
Reactie plaatsen •