Stedelijk openbaar vervoer is springlevend
Wijnand Veeneman, TU Delft: ‘Het gaat goed met het ov, maar niet met de ov-expertise’
Het gaat goed met het stedelijk openbaar vervoer. Wijnand Veeneman, universitair hoofddocent aan de TU Delft, ziet verschillende ontwikkelingen die inmiddels hebben geleid tot een renaissance in het stedelijk ov. Op de lange termijn leidt het energievraagstuk echter nog tot onzekerheden, en is het de vraag of de wetenschappelijke ov-expertise door de bezuinigingen niet te gefragmenteerd raakt.
Als Wijnand Veeneman, universitair hoofddocent organisatie en management aan de TU Delft, dagelijks in de trein om zich heen kijkt, merkt hij de eerste trend in het openbaar vervoer al op. ‘Er zijn steeds meer mensen aan het werk op laptops, of bezig met hun smartphones. De mogelijkheid om online te zijn maakt het openbaar vervoer aantrekkelijk.’ En dat is maar een van de ontwikkelingen die leiden tot een positieve trend in het openbaar vervoer.
Zo geeft Veeneman ook aan dat de generaties die gebruik hebben gemaakt van een ov-studentenkaart vaak ook na hun studententijd gebruik blijven maken van het openbaar vervoer. En door de leegloop van de landelijke gebieden wonen er meer mensen in stedelijke gebieden, waardoor daar een grotere vraag naar openbaar vervoer is ontstaan. Veeneman: ‘In de Nederlandse steden is echt een renaissance van het openbaar vervoer gaande.’
Aan de andere kant betekent de leegloop van de landelijke gebieden dat het daar voor het ov juist moeilijker wordt. Er reizen daar steeds minder mensen met de bus, waardoor het de vraag is of die bus op termijn nog wel de goede oplossing is. Veeneman: ‘De vervoersautoriteiten in landelijke regio’s zouden voor zichzelf een vitrine kunnen maken met alle verschillende opties om het basisvervoer te regelen. Daarbij kun je denken aan buurtbusachtige alternatieven – eventueel gedreven door vrijwilligers –, maar ook het maken van afspraken om met elkaar mee te rijden, en e-bikes. Als de bus wordt geschrapt komt er natuurlijk ook geld beschikbaar om alternatieven aan te bieden.’
Op de lange termijn zal de ontwikkeling van het ov worden beïnvloed door de uitkomst van de zoektocht naar een alternatief voor de verbrandingsmotor. Veeneman: ‘Er zijn drie ontwikkelingen gaande, waarvan we nog niet weten welke balans ze zullen krijgen: de verduurzaming van het openbaar vervoer, de ontwikkeling van de olieprijs als gevolg van schaarste en economische ontwikkeling, en de ontwikkeling van de elektrische auto. Vooral wat betreft die laatste is het de grote vraag of we klaar zijn voor een energietransitie voor het individueel vervoer. Uiteindelijk zal er een balans komen tussen deze ontwikkelingen, maar hoe die er uit gaat zien? Dat is interessant om te volgen.’ Nederland hoeft zich volgens Veeneman relatief weinig zorgen te maken over de onzekere uitkomsten van deze ontwikkelingen: ‘In grote delen van de Verenigde Staten is op één paard gewed: de auto. In Europa hebben we gelukkig ook het ouderwetse spoor dat simpeler op duurzame stroom is over te schakelen.’
Wat betreft de korte-termijn-trends in het ov is Veeneman duidelijk: ‘Het stedelijk ov is springlevend.’ Minder enthousiast is hij over de ontwikkelingen in de wetenschappelijke expertise rond ov. ‘De academische basis rond ov is heel dun geworden. Door de huidige manier van het op projectbasis financieren van onderzoek raakt de academische kennis steeds meer gefragmenteerd. En de bezuinigingen versterken dit alleen maar. Zo heb ik zelf bijvoorbeeld steeds minder tijd voor onderzoek, omdat ik vanwege bezuinigingen op onze afdeling meer onderwijs moet gaan geven. In het veld proberen we de kennis bij elkaar te houden door internationaal samen te werken, ook op het gebied van onderwijs.’
Gelukkig wordt Veeneman wel enthousiast van de ontwikkelingen op het spoor. ‘We klagen wel veel over het spoor, maar eigenlijk gaat het heel goed, er zijn allerlei nieuwe ontwikkelingen gaande. Sociale wetenschappen zoals psychologie, sociologie, en bestuurskunde krijgen steeds meer plaats in bijvoorbeeld de ontwikkeling van nieuw materieel. Het ontwerpen van een trein is niet meer alleen ingenieurswerk, maar draait ook om de beleving. Ik vind dat een positieve ontwikkeling.’
Auteur: Joske van Lith
Wijnand Veeneman, TU Delft
Reactie plaatsen •