Rotterdam en Amsterdam voorbereid op uitval OV-kaartlezer
Steeds naar de volgende fase als het systeem goed functioneert. Dat is het principe waarmee de OV-chipkaart in Rotterdam en Amsterdam wordt uitgerold. Terwijl het GVB Amsterdam de chipkaart op de eerste groep reizigers test, bereidt de RET zich voor op de introductie van de kaart in tram en bus. Het systeem draait naar behoren en zelfs als alle poortjes het in één keer begeven, hebben de vervoerders nog een troef in handen: de mobiele kaartlezer.
De uitrol van de OV-chipkaart is bij alle vervoerders zo georganiseerd dat reizigers zo min mogelijk met storingen worden geconfronteerd. Bij de RET betekent dat een fasering waarin in april 2005 eerst 3400 personeelsleden met de chipkaart reisden. Toen het systeem voldoende stabiel was om alle personeelsleden aan te kunnen, werd deze groep uitgebreid naar familieleden en naar 500 testreizigers. Pas toen het systeem die drukte aankon werd de chipkaart in december verkrijgbaar voor alle Rotterdammers.
In Amsterdam wordt het aantal reizigers sneller opgevoerd. Na een fase waarin speciale testers met een script reisden, begon een eerste praktijktest in mei dit jaar. Daaronder waren ongeveer 200 abonnementhouders, 100 personeelsleden en 50 personen van betrokken organisaties. ‘Vanaf juli wil het GVB chipkaarten gaan versturen naar alle 30.000 jaarabonnementhouders’, vertelt woordvoerder Brit Wijkniet. ‘Dat moet in oktober zijn afgerond en tegen die tijd zijn we dan alweer begonnen met de verkoop van losse persoonlijke kaarten met reistegoed.’
In beide steden komen abonneehouders eerst aan de beurt. Anonieme chipkaarten worden pas in een latere fase uitgegeven.
Bij de uitrol van metro naar tram en bus komen beide bedrijven onder grotere druk te staan. Er zijn dan immers al veel kaarten uitgegeven, dus beginnen met een kleine groep reizigers zit er dan niet in. ‘Het GVB begint bij tram en bus met 14 voertuigen’, meldt Wijkniet, ‘en pas als die een betrouwbaar werkend systeem vormen gaan we de rest van de 300 trams en bussen in de stad uitrusten. Dat gaat zo’n 9 tot 12 maanden duren.’
Storing
Mocht het toch misgaan met het systeem, wat gebeurt er dan? Rotterdam en Amsterdam hebben met hun leveranciers afgesproken dat uiteindelijk op elk willekeurig moment 98 procent van alle poortjes, kaartlezers en automaten in werking moet zijn. ‘Omdat er op elk station meerdere poortjes, lezers en automaten zijn, kan het nauwelijks voorkomen dat reizigers door een storing verhinderd worden te reizen, in- of uit te checken of hun kaart op te laden’, weet Wijkniet.
Maar een storing kan ook alle apparatuur ineens treffen. Op 1 maart schoten in de metro van Rotterdam door een softwarefout alle poortjes open. Die eerste keer verliep niet helemaal soepel: uit de omroepinstallatie klonk onverbiddelijk dat alle reizigers met een chipkaart een gestempelde strippenkaart moesten kunnen laten zien, of een boete riskeerden. ‘Dat doen we nu anders’, vertelt RET-woordvoerster Frouke Albers. ‘Als de apparatuur niet werkt controleren we op zicht: een chipkaart laten zien is voldoende, ook al zien we niet of er nog saldo op staat. Als de storing aanhoudt zetten we mobiele kaartlezers in. Als er onverhoopt een storing is waardoor verkeerde bedragen worden afgeschreven, kunnen we dat achteraf altijd rechtzetten.’
Reactie plaatsen •