Robuustheid zit soms in een klein hoekje
Bart Egeter, mede-ontwikkelaar van de visie Robuust Wegennet
‘Dat de burger het niet begrijpt snap ik, maar vakmensen moeten het wel begrijpen’
Een les van Bart Egeter, mede-ontwikkelaar van de visie Robuust Wegennet: robuustheid vind je soms in een klein hoekje van het netwerk. ‘Neem de verplaatsing Schiphol - Amsterdam Zuidas. Je móet daarvoor via de snelweg. Onzin, op een klein stukje na heb je ook een onderliggende wegstructuur voor deze verplaatsingsstroom. Zo los je knelpunten op op het hoofdwegennet: kijk naar de herkomsten en bestemmingen en leg dat patroon op je wegenstructuur: eyeopeners!’
Egeter: ‘De robuustheidsstudie maakt duidelijk dat je wegen moet ontwerpen voor de functie die ze hebben. Sprekend voorbeeld van waar het fout gaat, is de route Schiphol - Amsterdam Zuidas. Automobilisten moeten bij Schiphol de snelweg op en er bij de Amstelveenseweg er weer af. Een hele stroom lokaal verkeer gaat dus noodgedwongen over een landelijke route. Dat kan robuuster. Kijk dus heel goed naar de structuur, in dit geval naar de lokale structuur. Hier is grotendeels al een parallelstructuur beschikbaar, alleen om de Schinkel te kruisen ontbreekt een stukje. Je ziet trouwens vaker dat zwakke punten in de structuur te maken hebben met kruisingen met waterwegen. Nog zo’n voorbeeld is de kruising van de Rotte met de nieuwe A13/A16 bij het Terbregseplein. Ook hier trekken straks lokale stromen over het hoofdwegennet. En wil je vanuit Nootdorp naar de bakker dan moet je al bijna over het Prins Clausplein.’
‘De gebruiker weet niet beter. Die ziet op een wegvak een probleem en wil dáár een oplossing.’ Erger vindt Egeter dat ook beleidsmakers nog vaak op dat spoor zitten. ‘Dan kom je misschien op hier en daar een spitsstrook, maar kijk je naar structuren, dan kun je misschien lokale verbindingen maken en zo een structurele oplossing bieden. Bijvoorbeeld de verbinding tussen Amsterdam centrum en de westelijke tuinsteden: een perfect lokaal wegennet dat onder de A10 doorloopt. Maar van Schiphol naar de Zuidas lukt dat dus niet. Dat de burger dat niet begrijpt, begrijp ik wel, maar vakmensen moeten het wel begrijpen.
Ik werk in workshops met rijk, provincie en gemeenten en geef daar aan dat je wegen functioneel moet bekijken. Dat gaat best goed. We bekijken eerst een gebied vanuit verplaatsingen, op basis van herkomst en bestemmingen. Daarbij gebruik je gegevens uit modellen of uit het mobiliteitsonderzoek Nederland. En dat zijn nog wel eens ‘eyeopeners’. Zo denken we nog vaak dat ‘iedereen naar het stadscentrum gaat’, maar blijken er al veel meer kris-kras-verplaatsingen te zijn dan iedereen denkt. Belangrijk, want daaruit blijkt bijvoorbeeld ook dat je met ov veel minder kan. Vervolgens leg je de verplaatsingsgegevens op het beschikbare wegennet. Je ziet dan de problemen ontstaan op wegvakken. En dan bekijk je voor wie het een probleem is: voor iemand die naar de bakker gaat of voor de landelijke doorstroming? Dan kom je soms ook tot verrassende conclusies.’
Wat Egeter nog wel mist, is een visie op robuustheid op landelijke schaal. En dat is wat anders dan een optelsom van regionale visies. Je mist steeds het nationale verhaal: hoe ziet nu de robuuste hoofdstructuur eruit door een nationale bril? Je hebt dat nodig als onderlegger voor je regionale uitwerkingen. Als je breder kijkt, maken ook andere modaliteiten deel uit van een robuust netwerk. Bijvoorbeeld door auto en ov aan elkaar te koppelen via P+R Plus: vanuit elke regionale invalsweg kunnen overstappen op ov van metrokwaliteit naar je bestemming in de stad. Overigens zie je bij het spoor dezelfde situatie als op de snelweg: ook daar gaan regionale verplaatsingen grotendeels over het landelijke spoorwegnet. En ook de fiets is een belangrijke schakel. In de regio Amsterdam hebben we gezien dat er voor een hoogwaardig openbaar vervoernetwerk vooral gaten zaten in het regionale fietsnetwerk. Je kunt in de regio alleen maar frequent ov bieden als je het netwerk grofmazig houdt, maar dan heb je wel snelle en veilige fietspaden nodig om bij het station te komen. Zo zie je ook dat je moet blijven werken aan de visie.
Uitrol
Kijk je naar de uitrol van de visie,dan noemt Egeter de wegenvisie van de Stadsregio Amsterdam waarin het ‘robuust-gedachtegoed’ is opgenomen. ‘Die vormt weer de basis van een investeringsstrategie tot 2020. Er is niet veel geld, maar dat is op zich niet zo erg. Je hebt een langetermijnvisie nodig om goede kortetermijnmaatregelen te nemen. Zo voorkom je desinvesteringen.’ De ontvlechting van de A2 bij Eindhoven, noemt hij ‘een voorbeeld van robuustheid avant la lettre’. Belangrijk vindt Egeter om te beseffen dat er geen blauwdruk bestaat. Het doel, robuustheid, is steeds hetzelfde, maar de oplossingen kunnen per regio sterk verschillen. Die zijn vaak afhankelijk van wat er al ligt.’
Tip
Laatste tip: ‘kijk altijd naar weggebruikers, van waar naar waar gaan ze en voor wie leg je een weg aan? Dan ben je op het goede spoor en kom je er wel.’
Auteur: Margriet Verhoog
Reactie plaatsen •