Parijse luchthaven profiteert van nieuwe metrotechniek
Het 25 km ten noorden van Parijs gelegen vliegveld Roissy, oftewel Charles de Gaulle, afgekort Roissy CDG, bestaat uit twee afzonderlijke groeiterminals. De bereikbaarheid van ‘buitenaf’ is optimaal door onder meer een station voor hogesnelheidstreinen. Het vliegveld werkt nu hard aan hoogwaardig íntern vervoer. De oplossing is gevonden in volautomatische mini-metro’s.
Vanuit Parijs is Roissy CDG uitstekend te bereiken met het openbaar vervoer. Bijvoorbeeld door de expresmetro’s van lijn B die Roissy CDG elk kwartier overstapvrij verbinden met de binnenstad en zuidelijke stadswijken. Daarnaast heeft de luchthaven een treinstation met vier sporen voor de TGV-hogesnelheidstreinen. Hierdoor zijn twintig steden verspreid over het hele land met Roissy CDG verbonden via directe TGV-diensten.
Anders dan op Schiphol, waar trein en vliegtuig onder één dak vertrekken, is de structuur van Roissy CDG verbrokkeld. In de jaren zestig bestond deze terminal nog uit één rond, futuristisch gebouw, dat echter snel uit zijn jas groeide. In 1982 werd een tweede terminal in gebruik genomen, op vier kilometer afstand van de eerste. Sindsdien vormt een busdienst de verbinding tussen de twee terminals. Deze oplossing voldoet echter niet meer aan de eisen van een vliegveld dat 20 miljoen reizigers per jaar verwerkt, waaronder veel transitreizigers die zich van de ene naar de andere terminal verplaatsen. Vaak laat de bus op zich wachten of raakt verstrikt in het spitsverkeer. De reistijd beloopt vaak al gauw twintig minuten.
Onbemand
Hard wordt nu gewerkt aan een betrouwbare kwaliteitsverbinding tussen de twee terminals. In 2001 is gekozen is voor een volautomatische mini-metro, bestaande uit kleine, onbemande voertuigen die de afstand tussen de twee terminals kunnen overbruggen in acht minuten, met tussenstops op twee tussengelegen parkeerplaatsen. Het gebruik van deze automatische mini-metro is gratis; Roissy CDG verhaalt de kosten via de vliegveldbelasting. Elke drie minuten moet er een trein vertrekken met elk een capaciteit van 120 passagiers. Dit komt overeen met 2000 reizigers per uur per richting, in totaal tien miljoen mini-metroreizigers per jaar. De rijtuigen rijden op rubber banden over een stalen baan.
De metro is van het systeem VAL, een Franse firma die sinds enkele jaren onderdeel is van het Siemens-concern. VAL betekent: Véhicule Automatique Léger. Het VAL-systeem wordt onder meer toegepast in het stadsvervoer van Lille, Toulouse en binnenkort ook in Turijn. Verder rijdt het op de vliegvelden van Atlanta, San Francisco en Chicago. Voor vliegvelden is de VAL aantrekkelijk vanwege het ontbreken van een bovenleiding.
De opening van de mini-metro is gepland in juni 2006. Het project kost 140 miljoen euro, inclusief rijtuigen.
De uitvoering van een tweede VAL-lijn op Roissy CDG tussen vertrekhal 2 E (onderdeel van terminal 2) naar een kleinere hal, S3 is onzeker geworden, omdat op 23 mei een deel van de vorig jaar geopende hal 2 E is ingestort. Het wegvallen van deze hal betekent dat veel vliegbewegingen naar terminal 1 worden verplaatst. Dat maakt een goede verbinding tussen de twee terminals extra noodzakelijk.
Frequentie
Frankrijk heeft goede ervaringen met automatische metro’s, vooral met de zware en lange treinen. In 1998 opende Parijs metrolijn 14, volautomatisch, zonder bestuurder. Deze treinen kunnen rijden met de uitzonderlijk hoge frequentie van elke 85 seconden, zijn 90 m lang en hebben elk een capaciteit van bijna 800 passagiers. Lijn 14 vervoert thans snel en comfortabel 240.000 passagiers per dag. Bijna 200 miljoen reizigers hebben al zonder problemen gereden met lijn 14. De bedrijfszekerheid van deze nieuwe technologie is uitzonderlijk hoog.
Reactie plaatsen •