Nog weinig aandacht voor fietsgebruik allochtonen
Allochtonen hebben gemiddeld een lager fietsgebruik dan autochtonen. Toch zijn er nauwelijks gemeenten die zich in hun fietsbeleid richten op deze doelgroep. Dat blijkt uit de derde Fietsberaad-publicatie over allochtonen. Ook staat dit een bundeling van expertise nog in de weg.
Eigenlijk was het Fietsberaad op zoek naar praktische voorbeelden en creatieve ideeën. ‘De uitkomst was helaas wat teleurstellend’, zegt coördinator Otto van Boggelen. Slechts enkele gemeenten richten zich vanuit het verkeersbeleid op de doelgroep allochtonen. Zo staat er in Amsterdam een ‘coördinatiepunt fietsvaardigheid’ in de steigers. De bedoeling is alle expertise over fietslessen aan allochtonen (jong en oud) te bundelen. Den Haag en Rotterdam zetten speciale verkeersdocenten in om de fietsvaardigheid van de (allochtone en autochtone) jeugd te verbeteren. In de rest van het land dringt wel langzamerhand het besef door, dat het ook voor het verkeersbeleid verstandig is deze groep niet links te laten liggen. Het fietsgebruik van allochtonen is gemiddeld lager. In het rapport staan de oorzaken opgesomd: geen gewoonte, gebrek aan fietsvaardigheid, geen fietsbezit en een negatief imago. In veel gemeenten worden nog altijd fietslessen voor allochtonen georganiseerd, met name voor vrouwen. Koester de fietslessen, is een van de drie aanbevelingen in het rapport. Van Boggelen: ‘Voor gemeenten die iets willen, is dit gemakkelijk om bij aan te sluiten. Vaak worden getalsmatig niet zoveel mensen bereikt, maar de vraag komt vaak wel echt uit de doelgroep. Er is echt enthousiasme en het is makkelijk op te pakken.’
Fietslessen worden meestal door de afdeling welzijn van een gemeente georganiseerd of gefinancierd. Van huis uit is het een wereld van kleine budgetten, vrijwilligers en opgeknapte afdankertjes als oefenfietsen. Van Boggelen: ‘Er is veel te winnen als de verkeersafdeling en welzijn bij elkaar gaan zitten en bedenken wat ze samen kunnen doen. Ga maar eens in één hok zitten. Voor de verkeersambtenaren is het goed te leren dat er meer is dan infra. Deze doelgroep bereik je niet over de gebaande paden.’
De tweede aanbeveling luidt: richt je op de jeugd. Van Boggelen: ‘Ook wat betreft autochtonen is de jeugd een interessante doelgroep. Tieners fietsen heel veel, maar dan worden ze 18 en dan gaat het fietsgebruik dalen. Dat komt door de OV-studentenkaart en natuurlijk het rijbewijs. Er is veel te winnen, ook op gebied van verkeersveiligheid, als het mogelijk is deze groep meer te laten fietsen.’ Status en imago van de fiets speelt bij de doelgroep allochtonen een belangrijke rol. Daarom zou Van Boggelen graag zien dat er op het vlak van marketing en communicatie initiatieven werden genomen. ‘Je kunt een generieke campagne maken voor bijvoorbeeld alle tieners waar allochtonen zich ook in herkennen, of je richt je echt op de doelgroep, maar dan ook heel specifiek. Bijvoorbeeld door een project te starten voor een bepaalde wijk waar veel Turken wonen. Dan kan je iets doen om het fietsbezit te verhogen, fietslessen organiseren en het imago van de fiets verbeteren, door bijvoorbeeld het sociale netwerk aan te spreken.’ Dit soort projecten zijn er in Nederland nog niet, geeft Van Boggelen toe. ‘Marketing en communicatie zijn sowieso nieuw terrein in het fietsbeleid, en het inzetten van marketing specifiek gericht op allochtonen is dan helemaal nieuw. Fietsberaad is daarom voorstander van een pilot in een van de grote steden gericht op de doelgroep allochtonen.
Reactie plaatsen •