Nieuw model legt ontbrekende schakels in fietsnetwerk bloot
Hoeveel extra fietsritten genereert een nieuwe woonwijk? En welke ontbrekende schakels ontstaan daardoor in het bestaande primaire en secundaire fietsnetwerk? Antwoorden op deze vragen levert een methode die twee studenten van de afdeling verkeerskunde van de Christelijke Hogeschool Windesheim in Zwolle hebben ontwikkeld.
In stedelijke verkeersmodellen is de fietser in de praktijk nog vaak een ondergeschoven kindje, menen Arjan Hiemstra en Rutger van Aken, beiden inmiddels werkzaam bij adviesbureau BonoTraffics bv in Kampen. Dat wreekt zich onder meer bij stedelijke planning. Bij de bouw van nieuwe woonwijken wordt huns inziens amper nagedacht over de vraag welke extra druk dit legt op bestaande fietsroutes, laat staan dat vooraf wordt bezien of wellicht nieuwe verbindingsschakels noodzakelijk worden.
'Input' voor de nieuwe methode zijn onder meer gegevens uit het Mobiliteitsonderzoek Nederland 2005 (MON) en het Onderzoek Verplaatsingsgedrag (OVG), aangevuld met specifieke modal split-uitkomsten voor bepaalde doelgroepen, zoals scholieren. In de 'mengtrommel' worden eveneens CBS-cijfers gestopt over woningtypes en gezinssamenstelling die op hun beurt weer vingerwijzingen geven voor de fietsritproductie. Vrijstaande huizen genereren bij gelijke gezinssamenstelling bijvoorbeeld minder fietsverkeer dan flatwoningen.
De 'output' van het model levert met een nauwkeurigheid van plus en min 10 procent een beeld van het extra fietsverkeer dat vanuit en naar het stadsdeel te verwachten valt. De uitkomst van hun theoretische benadering toetsten Hiemstra/Van Aken in twee nieuwe stadsdelen van Zwolle en Deventer. Indien rekening wordt gehouden met de invloed van doorgaand verkeer, blijkt de methode aan de gestelde 10 procent-tolerantie te voldoen.
De extra ritten worden toegedeeld aan een tiental verschillende ritmotieven. Hoe de extra ritten moeten worden toegedeeld aan het bestaande netwerk, vormt overigens géén onderdeel van de methode. 'Daarvoor zouden het hele stedelijk netwerk en de bestaande fietsroutes gedigitaliseerd beschikbaar moeten zijn', aldus Hiemstra. Overigens meent hij dat hier niet werkelijk van een manco sprake is. Met de berekende extra ritgeneratie naar de diverse motieven, kan elke verkeerskundige met gebruikmaking van 'gezond verstand' zo vaststellen waar als gevolg van de nieuwe planologische ontwikkeling extra verbindende schakels voor fietsers nodig zijn of waar de verkeersregeling met bijvoorbeeld groentijdverlenging dient te worden aangepast.
In de praktijk is de 'Kamper'-methode voor nieuwe stadsdelen nog niet ingezet. Wel heeft de provincie Groningen er belangstelling voor getoond.
Reactie plaatsen •